Waar hebben we het over? De Dag der Vrijheden, Emancipation Day of Ketikoti (Keti-koti of Keti Koti mag ook), dus 1 juli 1863. Voordat iedereen me gaan verbeteren door te stellen dat dit 1 juli 1860 moet zijn: dat was de dag waarop er een einde kwam aan de slavernij in Nederlands-Indië. De Emancipatiewet zorgde ervoor dat er een einde kwam aan slavernij in Suriname en de delen die omschreven werden als “Curaçao en Onderhorigheden.” Daarmee werden bedoeld: Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint Eustatius, Sint Maarten en Saba. Deze naam was in gebruik tot aan 1936. Vandaar dus 1 juli 1863.
Niet dat het daarmee ook echt afgelopen was. Er was nog sprake van “staatstoezicht” voor een periode van tien jaar, zodat er eigenlijk niets veranderde voor de mensen die op de plantages werkten. Bovendien moest iedereen die daar werkte ook nog eens een overeenkomst tekenen om daar gewoon nog te blijven werken. Dat noemde men een “arbeidsovereenkomst,” alleen veel keuze had men niet. Alles om de plantagehouders te beschermen. Dit was overigens alleen het geval in Suriname, waar de plantages een grote rol speelden binnen de economie.
Al in de tijd van de Trans-Atlantische slavenhandel was Sint Eustasius van groot belang, vooral voor de West-Indische Compagnie (WIC)(1621 – 1675, 1674 – 1792). De genomen beslissing op Sint Maarten leidde ertoe dat er een opstand uitbrak op het eiland op 12 juni 1848. Zowel vrij gemaakte personen als tot slaaf gemaakte Afrikanen eisten van gezaghebber Johannes de Veer dat iedereen vrijheid zou krijgen, net zoals dit geregeld was op Sint Maarten. Ook wilde men een verhoging van de rantsoenen en meer vrije uren. De Veer hoorde de eisen aan en na overleg met de Koloniale Raad besloot hij om de schutterij in te zetten. Er werd nog een waarschuwing gegeven om de stad te verlaten, daarna zou de aanval ingezet worden. Hier werd het vuur geopend. Er vielen ter plaatse enkele zwaargewonden, de overige mensen verlieten de stad en vanaf een heuvel namen ze het met stenen en rotsen op tegen de leden van de schutterij. Bij de bestorming van deze heuvel door 35 leden van de schutterij kwamen twee mensen om het leven en vielen verschillende gewonden.
Na afloop werden zes personen aangewezen als leiders. Zij werden van het eiland verbannen en overgebracht naar Curaçao. De autoriteiten wezen Thomas Dupersoy aan als voornaamste leider. Dupersoy was een vrij man, toch werd in 1851 een bericht van overlijden aan de persoon die men beschouwde als zijn ‘meester’ of ‘eigenaar’ verstuurd, alsof hij nog steeds een slaaf was.
Net zoals op Sint Maarten ontstond voorafgaand aan de Nederlandse beslissing voor het afschaffen van de slavernij met ingang van 1 juli 1863 ook hier een idiote situatie. St. Kitts, de Britse kolonie in de buurt kende al vrijheid sinds 1833. Er werden verschillende succesvolle vluchtpogingen ondernomen naar deze kolonie vanuit Sint Eustatius.
Het is goed om nog wel even te vermelden dat op Curaçao slaven een ‘beschermde status’ kregen. Ik gebruik bewust aanhalingstekens, want het is nu ook niet zo dat ze vrij waren of in andere opzichten het heel erg goed hadden op het eiland. De status had alles te maken met een opstand die op 17 augustus 1795 uitbrak op het eiland. De opstand werd geleid door Tula. Samen met ongeveer vijftig slaven legde hij die dag op plantage Kenepa (Knip) het werk neer en eiste van de eigenaar Casper Lodewijk van Uytrecht dat alle slaven vrijgelaten zouden worden. Dit blijkt succesvol te zijn, waarna de groep vertrekt naar de plantage Santa Cruz. Ook van andere plantages in de buurt slaven zich bij de groep, die uiteindelijk uit zou groeien tot ongeveer 2.000 mensen. Het hoofdkwartier werd een dag later gemaakt op de plantage Porto Marie. Weer een dag later volgde de eerste confrontatie met het leger. De groep van Tula had op dat moment geïmproviseerde wapens gemaakt en wist een eerste aanval af te slaan. Onderhandelingen volgden en opnieuw liet Tula weten dat men maar een ding eiste: vrijheid. De onderhandelaar, pater Jacobus Schink, liet Tula weten dat het leger sterker was en beschikte over betere wapens. Zijn advies was dan ook om op te geven. Er volgden meerdere gevechten tussen 20 en 30 augustus. Inmiddels werden er torenhoge beloningen uitgeloofd voor wie de leiders van de opstand wisten uit te leveren. Langzaam aan werd duidelijk dat de strijd in het voordeel uitpakte van het koloniale leger. Verraad zorgde ervoor dat Tula in handen kwam van dit leger op 18 september. Hierbij speelde een bekentenis van de man die hem verraden had (verkregen via marteling) over het voornemen om iedereen die geen slaaf geweest was op het eiland te vermoorden een rol. Al is de vraag of dit werkelijk zo was of niet. Andere opstandelingen werden nadat ze opgepakt waren tijdens gevechten met het leger na marteling opgehangen. Dit lot had Tula waarschijnlijk toch al te wachten gestaan. Wat wel duidelijk werd: Tula had zich laten inspireren door de Franse Revolutie en door de gebeurtenissen op Haïti. Daar was in 1791 een opstand uitgebroken, die nog altijd voortduurde. Deze zou pas in 1804 ten einde komen, met de oprichting van een nieuwe republiek. Dit gebeurde onder leiding van André Rigaud.
Het leven van Tula, die op Curaçao de bijnaam Rigaud of de Kapitein kreeg, kwam op gruwelijke en mensonterende wijze ten einde. Hij werd levend geradbraakt op een kruis, waarna zijn botten gebroken werden met een ijzeren staaf. Hierna werd zijn gezicht verbrand en daarna werd hij onthoofd. Samen met de hoofden van een andere leiders van de opstand, Bastiaan Carpata en Pedro Wacao, werd zijn hoofd als afschrikking tentoongesteld. Daarna werden hun lichamen verzwaard en in zee gegooid.
De erfenis van dit alles was dat er een soort ‘beschermde status’ kwam. De autoriteiten op het eiland waren doodsbang voor een herhaling. Daarom kregen slaven een vrije dag (zondag), er werden maximale werktijden ingevoerd en voor levensbehoeften werden regels ingesteld. Denk dan aan voedsel en kleding. Veel mag je er niet van verwachten, want het was eigenlijk nog steeds niets. Dit alles ging in op 20 november 1795.
Voor de duidelijkheid: elke verwijzing naar Tula als de verschrikkelijke ‘krijger’ die je voorbij ziet komen in literaire werken is gebaseerd op Nederlandse bronnen uit die tijd. Bijvoorbeeld ooggetuigenverslagen, zoals de onderhandelaars die hem probeerden op andere gedachten te brengen. Naast de pater zijn dit er meer geweest. Dit heeft niet bijgedragen tot een positief beeld. Ook in het verslag van de pater zelf, door woordgebruik uit die tijd – wat heel normaal was – ontstond geen goed beeld. Wanneer je tussen de ‘regels doorleest’ merk je dat de pater te maken had met iemand die heel goed wist waarmee hij bezig was. Zo wist Tula bijvoorbeeld dat Nederland was binnengevallen door de Fransen en dat er in Frankrijk op dat moment een einde was gekomen aan de slavernij. Hij vroeg daarom waarom er dan nu geen einde gemaakt kon worden aan de slavernij op het eiland.
De naam Ketikoti is afkomstig uit Sranantongo, de officiële Surinaamse taal en het betekent “ketenen gebroken.” In Suriname zelf noemt men de dag de De Dag der Vrijheden. De vraag is alleen wat voor vrijheden met destijds kreeg.
Op 1 juli 1863 kregen naar schatting 45.000 personen vrijheid. Dit waren mensen die tot dan toe een leven hadden geleefd als slaaf. Van deze groep woonden 34.000 mensen in Suriname. Hier bevonden zich plantages die belangrijk waren en de eigenaars waren bang dat het verkrijgen van de vrijheid ervoor zou zorgen dat er een tekort aan arbeidskrachten zou ontstaan. Daarvoor wilde men gecompenseerd worden. Dat werd een ruimhartige compensatie. Driehonderd gulden per persoon en de mensen die tot dan toe op de plantages hadden gewerkt moesten een ‘arbeidsovereenkomst’ tekenen. Ik gebruik bewust aanhalingstekens, want een echte arbeidsovereenkomst was dit natuurlijk niet. Iedereen die geëmancipeerd werd kreeg om precies te zijn helemaal… niets. Ja, ze kregen een verplichting dankzij die ‘arbeidsovereenkomst’ om tien jaar lang te blijven werken op die plantages. De werkomstandigheden hoefden niet te veranderen. Dat schreef de wet niet voor. De wet regelde de vrijheid van slaven, het einde van de slavernij.
Dan nu over de eerste vergelijking met 1 juli/Ketikoti. Er zijn mensen die van mening zijn dat de herdenking niet nodig is, omdat de groep niet vertegenwoordigd is door de hele samenleving. Bovendien zou de groep die wel vertegenwoordigd worden een te grote stempel drukken op de samenleving. Dit alles zou misschien zelfs onderdeel zijn van een bepaalde agenda. Een ‘woke agenda.’ Voordat deze punten aan bod komen, eerst het punt van de plaggenhutten. Deze vergelijking kom je regelmatig tegen.
Er waren tijden dat we in een deel van Nederland woonden in plaggenhutten. Daarbij wordt aangegeven dat dit nog voorkwam in de jaren dertig van de vorige eeuw. Dat arme mensen onder zware omstandigheden in Drenthe, delen van Friesland en Overijssel moesten leven onder erbarmelijke omstandigheden.
Het klopt dat er eind negentiende eeuw mensen in armoede in veengebieden leefden. Die mensen leefden in vrijheid en werden nooit gehouden als slaven. Dat ten eerste.
Op social media wordt regelmatig een foto gedeeld van een gezin voor een plaggenhut met de vermelding dat deze foto genomen is in 1936 en dat het dus toen nog voorkwam dat mensen onder deze omstandigheden moesten leven. Dat was nadat de slavernij was afgeschaft en de vraag wordt vervolgens gesteld waarom er dan geen excuses worden aangeboden aan nazaten van deze personen of waarom er geen herdenkingsdag is voor deze personen of de nazaten ervan.
Met deze informatie in het achterhoofd kom je dus uit op de stelling dat er ook iets gezegd of gedaan zou moeten worden met de mensen die in plaggenhutten gewoond hebben. Feit is dat er mensen in plaggenhutten gewoond hebben. Of ze dat bewust hebben gedaan of dat ze daartoe gedwongen werden dat maakt voor deze discussie niet uit. Het klopt dat dit niet de omstandigheden zouden moeten zijn als waar mensen zouden moeten leven. Net zo goed als dat de leefomstandigheden van sommige mensen die in ‘normale’ woningen dat ook niet waren in die tijd. Er was alleen een verschil. De mensen leefden niet als slaaf. Als tegenargument kun je aanvoeren dat deze mensen in armoede leefden. Misschien wel in eenzelfde soort armoede als mensen aan de andere kant van de wereld. Dat is een gewaagde uitspraak, deze vergelijking. Dan nog steeds: het waren geen slaven. Armoede kan veroorzaakt worden door uitbuiting. Uitbuiting lijkt misschien op slavernij, alleen is dit het niet. Moreel gezien is de grens misschien flinterdun. Ontsnappen uit een situatie is moeilijk en soms bijna onmogelijk. Het verschil was alleen dat slaven die probeerden te ontsnappen en waarbij de ontsnappingspoging niet lukte een veel ongunstigere toekomst tegemoet konden zien. Bovendien, een slaaf krijgt voor de werkzaamheden niets betaald. Behalve dan dankzij de aanpassing zoals ik die beschreef op Sint Eustatius. Dat was alleen het gevolg van een opstand en dat “loon” stelde nauwelijks iets voor. Toegegeven, het loon van de mensen in de noordelijke provincies was ook niet hoog en dat zorgde ervoor dat men in plaggenhutten ging wonen. Nogmaals, niet als slaaf.
In deze bron wordt meteen een link gelegd tussen slavernij en de situatie in de Middeleeuwen en de eeuwen erna. Dat lijfeigenschap in zekere zin ook slavernij was. Het kwam alleen wel veel vaker voor dat lijfeigenen hun vrijheid verkregen dan dat slaven hun vrijheid kregen. Dus een vergelijking tussen slavernij en lijfeigenschap gaat ook niet helemaal op.
Wil je stilstaan bij het lijfeigenschap en daar conclusies of consequenties aan verbinden, dan is dat prima. Ook dan zal iemand daarvoor excuses aan moeten bieden. De vraag alleen is dan wie dat dan weer zal moeten doen. Is dat het land dat in de Middeleeuwen het gebied dat we nu als Nederland kenden overheerste? Of is dat gewoon de Nederlandse regering? Dan houdt dit dus in dat de Nederlandse regering excuses moet maken aan haar onderdanen voor het lijfeigenschap. Dat is prima. Dan moeten we in gaan zien dat onze geschiedenis dus eigenlijk niet zo ‘fris’ was. Dat er dus blijkbaar bepaalde onderdelen op eigen bodem waren, niet alleen overzee, die erop neer kwamen dat ook hier mensen gewoon geen vrijheden hadden. Denk daar maar eens over na.
Terug naar de plaggenhutten. De link met slavernij is er niet. Wanneer er wel excuses gemaakt moeten worden, wie zouden deze dan moeten maken? Niet de Nederlandse regering in ieder geval. Die verbood het wonen in plaggenhutten met de introductie van de Woningwet. Dan zouden de lokale overheden en de nazaten van de lokale notabelen hun excuses moeten aanbieden. Nogmaals, waarvoor precies? Niet voor slavernij, want dat was het niet. Voor erbarmelijke leefomstandigheden? Voor uitbuiting? Dan kunnen we datzelfde doen voor de periode na 1863. Voor de tien jaar die van toepassing waren op vrijgemaakte slaven, die nog gewoon moesten doorwerken op de plantages. Dat werd nota bene bij wet geregeld. Door de Nederlandse regering. Alleen dat is dus nog niet alles.
Genoeg over de plaggenhutten, dat punt is duidelijk. Dan nu over 5 mei. 1 juli is geen 5 mei. Dat is logisch en iedereen weet dit. Een simpele blik op een kalender en je weet wat het verschil is. Ook wanneer je de twee dagen bekijkt, dan weet je wat het verschil is. De een is Bevrijdingsdag, de ander is Ketikoti.
Waarom is 5 mei geen vrije dag en zou 1 juli dan wel een vrije dag moeten zijn? Dat is een hele goede vraag. Alleen hebben de vragen evenveel met elkaar te maken als de vraag waarom 5 mei geen vrije dag is en 15 augustus ook geen vrije dag is. Op 15 augustus herdenken het einde van de Tweede Wereldoorlog, omdat toen een einde kwam aan de oorlog in Azië. Dan vindt er bij het Indisch Monument in Den Haag een plechtigheid plaats zoals die op 4 mei ook plaatsvindt. Misschien is 15 augustus dan geen juiste dag, maar zou het dan 16 augustus moeten zijn. Net zoals dat er op 4 mei een Dodenherdenking plaatsvindt en op 5 mei een Bevrijdingsdag plaatsvindt.
Dat er een andere herdenking wel een vrije dag zou kunnen zijn, doet niets af aan 5 mei. Het maakt 5 mei niet minder belangrijk. Sterker nog, de rare situatie van 5 mei zou eigenlijk eens opgelost moeten worden. Alleen dit koppelen aan 1 juli is onzin. Dat is het koppelen van een willekeurige andere feestdag aan een andere feestdag. Dat we ‘vastzitten’ aan bijvoorbeeld twee paasdagen heeft niet helemaal te maken met het opnieuw voltrekken van bepaalde gebeurtenissen. Datzelfde geldt voor twee pinksterdagen. De ene dag is een zondag, de andere dag is een maandag. Natuurlijk, daar spelen andere zaken ook een rol. Dat weet ik ook heus wel. Een ander goed voorbeeld is kerst. Veel landen kennen simpelweg kerstavond en een kerstdag. Tweede kerstdag kent men als een andere dag. Boxing Day bijvoorbeeld in Engeland.
Het zou juist een goed idee zijn om na te denken over een vrije dag op 1 juli. Niet om gewoon vrij te zijn. Omdat het juist draait om die vrijheid. Net zo goed als dat het op 5 mei ook draait om die vrijheid. Alleen de eis dat er eerst gekeken moet worden naar 5 mei en dan pas naar 1 juli is onzinnig. Er is al eerst gekeken naar 5 mei. Dat is al meerdere keren gedaan namelijk. Direct na de oorlog, toen besloten werd dat 31 augustus geen geschikte dag was. Daarna is besloten dat het om de vijf jaar gevierd moest worden, vervolgens in 1990 werd besloten dat het een nationale feestdag moest worden zonder aanpassingen als verplichte vrije dag. Daar is al naar gekeken.
Dat is voor sommige mensen allemaal heel erg moeilijk te bevatten en te begrijpen. Dan zoekt men liever naar andere zaken. Bijvoorbeeld naar plaggenhutten, waar mensen in woonden. Of men gaat op zoek naar andere misstanden. Waarom 5 mei geen nationale vrije dag is.
Waarom is 1 juli geen 5 mei? Omdat het gaat om de afschaffing van de slavernij en niet het einde van de Tweede Wereldoorlog. Waarom wonen in een plaggenhut niet gelijk aan slavernij? Omdat de mensen die woonden in een plaggenhut geen slaven waren. Kijk, dat was eigenlijk best kort en bondig. Misschien was dat eigenlijk voldoende geweest…