Mocht het nog niet bekend zijn: virtuele synthesizers bestaan al langer dan je denkt. Wist je dit al wel, dan wist je misschien nog niet dat ze al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw bestaan. Wie bedacht deze techniek van Virtual Studio Technology (VST).
Wat is een synthesizer?
Met een synthesizer kun je kunstmatig geluiden opwekken en bewerken. Dit zorgt ervoor dat je een breed scala aan klanken kunt produceren. Dit kunnen bestaande instrumenten zijn. Daarnaast is het mogelijk om geluiden te produceren die niet overeenkomen met bestaande instrumenten.
Iedereen weet wel wat een synthesizer is en doet. Een virtuele synthesizer is bijna hetzelfde als een fysiek model. Het verschil is dat je deze niet kunt vasthouden of aan kunt raken. Virtuele synthesizers zijn niet nieuw, ze bestaan al erg lang.
RCA Mark II Sound Synthesizer is een apart verhaal. Deze synthesizer was onderdeel van de Computer Music Center van Columbia University in New York City. Deze synthesizer, die voltooid was in 1957, was niet bespeelbaar via een toetsenbord, via schakelingen, knoppen of via draden. Vooraf moest de synthesizer geprogrammeerd worden met een ponskaart. De synthesizer was zo groot, dat deze niet verplaatsbaar was.
Functionaliteit
Tot zover een korte geschiedenis van fysieke synthesizers. De vraag was altijd waarvoor men een synthesizer wilde gebruiken. Bepaalde synthesizers konden “iets” en anderen weer niet. De vraag die je dus nog steeds moet stellen is: Wat wil je ermee doen?
Het gaat dus om functionaliteit. Wil je leuke geluidseffecten produceren of wil je aan de slag om een muziekinstrument na te bootsen? Misschien wil je juist liever muziek maken met niet-bestaande instrumenten. Dat laatste is natuurlijk bijzonder, want een synthesizer is natuurlijk eigenlijk ook een muziekinstrument, wanneer je er muziek mee maakt.
Monofone en polyfone
Het verschil tussen een toets tegelijk en meerdere toetsen tegelijk “vertaalt” zich naar meerdere geluiden tegelijkertijd. Voor oudere synthesizers geldt dat dit monofone versies waren. Later werden er polyfone versies geïntroduceerd. Toch betekende dit niet dat er definitief een einde kwam aan de monofone versies. Die worden nog steeds gemaakt.
Digitale synthesizers zijn vandaag de dag voornamelijk polyfoon. De reden hiervoor heeft alles te maken met wat er in de synthesizer te vinden is. Er is geen wirwar meer te vinden aan elektronica die het lastig maakt om een polyfone oplossing aan te bieden. Dat was vroeger wel het geval. Dat er nog steeds monofone synthesizers aangeboden worden heeft enerzijds te maken met kostenbesparing en anderzijds met voorkeur. Er zijn nog steeds mensen die de voorkeur hebben voor een monofone synthesizer in bepaalde gevallen. Daarnaast is het geluid een belangrijke reden. Een monofone synthesizer heeft nu eenmaal een ander geluid. Dan is er nog een gevoel. Het gevoel van monofoon. Lastig uit te leggen. Dit is iets dat persoonlijk is en voor iedereen verschillend is.
Het geluidsverschil is soms minimaal. Soms is het gevoel lastig te ervaren of lastig uit te leggen. Vergelijk het met een verschil tussen het luisteren naar muziek. Dit kan via een digitaal medium of via een cassettebandje of lp. Dat heeft voor een deel ook te maken met gevoel.
Aan de andere kant heeft het ook te maken met historie. Sommige synthesizers worden niet meer geproduceerd. Dus een polyfone versie is niet mogelijk. In dit geval zou je een beroep kunnen doen op een digitale versie in de vorm van een virtuele versie. Het bijzondere is: die versie is vaak zo ingericht dat deze zich dan ook zal “gedragen” als een monofone synthesizer.
Daarmee komen we meteen op een van de redenen waarom je een keuze zou kunnen maken voor virtuele synthesizers. Die heeft te maken met de beschikbaarheid. Ook kan het financiële plaatje een rol spelen. Stel je voor dat je misschien meer dan een synthesizer nog hebt. Omdat je voor een bepaalde productie aan bent gewezen op verschillende functies. Het is dan de vraag of je investeert in fysieke apparatuur of kiest voor softwarematige oplossingen.
De geschiedenis van virtuele synthesizers
Steinberg maakte in de jaren tachtig een MIDI-sequencer voor de Commodore 64 computer. Pas later volgden er versies voor Apple- en Windows-computers. De sequencer was zo geliefd door producers dat het bedrijf er populair door werd. Eind 1999 was het bedrijf een van de bekendste spelers op de markt. Niet verkeerd voor een bedrijf waar in 2001 ongeveer 130 werknemers in dienst waren. Toen bedroeg de omzet twintig miljoen euro. Twee jaar later werd het bedrijf overgenomen door Pinnacle Systems en later door Yamaha. Daarna groeide Steinberg alleen maar door. Een belangrijker reden voor de groei had te maken met de ontwikkeling van Cubase.
Cubase
1996
Een andere belangrijke ontwikkeling volgde in 1996. Dat was het jaar waarin Steinberg voor Cubase de Virtual Studio Technology (VST) introduceerde. Dit waren de virtuele synthesizers. Beter gezegd: de virtuele instrumenten. Want het gaat niet alleen om synthesizers. Strikt genomen gaat het “gewoon” om een technologie waarmee instrumenten nagebootst kunnen worden. Eerst kon dit alleen in Cubase. Later was dit mogelijk in andere software. Tegenwoordig is dit eigenlijk mogelijk in iedere DAW. In sommige gevallen functioneren de VST-bestanden zelfs onafhankelijk.
Met de introductie van de VST’s was het mogelijk om synthesizers na te bootsen. Daarmee was het mogelijk om een breed of breder publiek kennis te laten maken met synthesizers die anders niet direct toegankelijk waren. Bijvoorbeeld omdat ze duur in aanschaf zijn of omdat er een beperkt aantal van zijn gemaakt. Een ander voordeel is soms dat VST’s gratis te gebruiken zijn. Dat is niet in alle gevallen zo. Voor sommige VST’s moet je betalen. Die kosten zijn vaak wel lager dan de aanschaf van een fysieke synthesizer. Hierbij moet je wel de vraag stellen wat beter is. Een fysiek apparaat of een virtueel apparaat met beperkingen.
Twee belangrijke zaken die je niet moet vergeten als het om VST’s gaat. Vergeet het idee dat je voor VST’s altijd moet betalen. Controleer wel goed of je te maken hebt met 32- of 64-bits VST-bestanden. De voorkeur gaat uit naar de laatste optie. Er zijn goede VST’s waarvoor je moet betalen en er zijn ook goede VST-bestanden die gratis zijn. Dat is eigenlijk het geval voor alle software.
Dan het tweede punt. Heb je alle VST’s nodig? Controleer goed of je een VST echt nodig hebt. Misschien is dat ene leuke geluid ook terug te vinden in die andere VST, met nog meer opties. Waar je wel wat aan hebt. Besef dat goed.
MIDI-controller
Voordat je begint moet je realiseren dat je een MIDI-controller nodig hebt. Dat kan een keyboard zijn of een gelijkwaardig apparaat. Het bijkomend voordeel is dat bij veel van dit soort apparaten een licentie is bijgesloten voor een bekende DAW. Je zou hiervoor ook een gewoon computer toetsenbord kunnen gebruiken. Uiteindelijk merk je dat dit lastig is.
Er valt nog veel meer te vertellen over dit onderwerp. Wie weet wat de toekomst brengt!