Op 21 september is het de Internationale Dag voor de Vrede. Deze dag is een goed moment om te reflecteren. Van Hugo de Groot, tot moderne oorlogsrechtvaardiging. Waarbij de het uiteindelijk de vraag was of het rechtvaardig was voor twee belangrijke oorlogen of ze om juist die reden (officieel) begonnen.
Moeilijk
Het Europa van Hugo de Groot
Om te begrijpen waarom De Groot opgevoerd wordt, is het noodzakelijk om te kijken naar het Europa van Hugo de Groot. Beter gezegd: de tijd waarin hij leefde en wat er speelde in Europa.
Het behoeft weinig uitleg dat in 1625 de Nederlanden (meervoud) in een oorlog verwikkeld waren met Spanje. Dat was de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648). Dit was niet de enige oorlog die in Europa werd uitgevochten. De Dertigjarige Oorlog (1618 – 1648) was er een die uitgevochten werd tussen katholieken en protestanten. Aan de andere kant was het Frankrijk die een nadrukkelijke rol speelde in deze oorlog, die zich voornamelijk afspeelde in het Heilige Roomse Rijk (grote delen van Duitsland, het oosten van Europa en een deel van Italië), het noorden van Spanje en de zuidelijke Nederlanden (het gedeelte onder Spaans bestuur). Omdat de betrokken landen koloniën hadden in Afrika en Noord-Amerika, werd ook daar gevochten.
Verschillende kleine en grote bondgenootschappen zorgden voor een soms chaotische situatie in Europa. Politiek en religie waren daarbij sterk met elkaar verbonden en oorlog was niet alleen een middel om territoriale geschillen te beslechten. Het was ook een instrument om religieuze overtuigingen op te leggen en af te dwingen. Waar men dat nodig achtte zelfs actief te onderdrukken.
Humanitair recht
De Groot stond voor de vraag hoe oorlogen beperkt konden worden en hoe staten de verantwoordelijkheid konden dragen voor hun daden in oorlogstijd. Beschouw dit als een serieuze aanzet voor humanitair recht. Humanitair recht is het recht dat van toepassing is op de burgerbevolking tijdens gewapende conflicten en oorlogen. Dit noemt men ook wel humanitair oorlogsrecht.
Jus ad bellum en jus in bello
In zijn werk legde De Groot de basis voor jus ad bellum en jus in bello. Dit zijn:
- Jus ad bellum - het recht om oorlog te beginnen.
- Jus in bello - de regels die tijdens een oorlog moeten worden gevolgd.
Nog altijd vormen deze twee begrippen de basis voor het internationaal recht, waarbij het eerste gaat over de omstandigheden waaronder een staat gerechtvaardigd is om oorlog te verklaren en het tweede over de ethische beperkingen die tijdens een oorlog in acht genomen moeten worden. Denk in dit laatste geval aan de behandeling van burgers en krijgsgevangenen.
Op een dag als vandaag, de Internationale Dag van de Vrede, is het misschien beter om een andere vraag te stellen: is oorlog gerechtvaardigd? Los van welke motivatie of grondslag. Dit heeft alles te maken met de gevolgen van een oorlog en de impact die dit heeft op de burgerbevolking, leefomgeving en natuur. Het idee dat er zoiets bestaat als een “rechtvaardige oorlog,” zoals Hugo de Groot voorstelde is iets dat thuishoort in de zeventiende eeuw. Dat zou je zeggen.
Invasie Koeweit en de Golfoorlog
Eigenlijk is er nog weinig veranderd als het gaat om de motivatie voor het beginnen van een oorlog. Het kwam vaak aan op interpretaties en in hoeverre de internationale gemeenschap erin “mee” ging. Zo ging de internationale gemeenschap niet akkoord met de oorlog die Irak onder Saddam Hoessein (28 april 1937 – 30 december 2006) begon tegen Koeweit op 2 augustus 1990.
De invasie van Koeweit werd internationaal veroordeeld. De jus ad bellum voor deze oorlog bestond volgens Irak uit:
- Irak had historisch gezien recht op Koeweit.
- In 1922 maakten de Britten Koeweit tot een protectoraat.
- Voor 1922 behoorde Koeweit tot de Ottomaanse provincie Basra.
- Koeweit had de soevereiniteit van Irak geschonden.
- Koeweit had installaties voor het oppompen van olie op Iraaks grondgebied geplaatst.
- Via slant drilling naar Iraaks grondgebied geboord.
- De Iraakse bezetter onderdrukte de bevolking van Koeweit tijdens de bezetting.
- Het gestelde percentage van veertig procent door de OPEC was overschreden, volgens Irak.
- Irak had een aanval gedaan op een soevereine staat
- Claims over de aanspraak op Koeweit werden afgewezen.
- Alle historische aanspraken van voor 1922 werden verworpen.
- Koeweit had de soevereiniteit van niet Irak geschonden.
- Er waren door Koeweit geen installaties voor het oppompen van olie op Iraaks grondgebied geplaatst.
- Er werd geen gebruik gemaakt van slant drilling.
Verder was het volgende belangrijk:
- Er was een VN-resolutie aangenomen die de inval door Irak veroordeelde.
- Deze inval werd veroordeeld via Resolutie 660.
- De inval werd gevolgd door een ultimatum.
- Allle Iraakse troepen moesten voor 15-01-1991 verdwenen zijn uit Koeweit.
- Twaalf resoluties werden aangenomen over dit onderwerp, waarvan elf unaniem aangenomen.
Als het om de burger bevolking ging, dan was het volgende belangrijk:
- Er was sprake van onderdrukking van de bevolking in het bezette gebied.
- De politieke leiders werden vervolgd, wanneer ze niet gevlucht waren.
- Geweldloos verzet werd vervolgd.
- Essentiële diensten en goederen werden door de bezetter tegengehouden.
- Buitenlandse medewerkers werden vastgezet/gegijzeld.
Dit was de motivatie voor het begin van Operation Desert Shield, Operation Desert Storm en Operation Desert Sabre. Dit leidde uiteindelijk tot de bevrijding van Koeweit. Waar het niet tot heeft geleid en wat iedereen wel had verwacht was de val van Saddam Hoessein. Men besloot niet om Irak aan te vallen. Het land kreeg na 28 februari 1991 wel te maken met strenge sancties. Het gevolg was een verzwakt Irak, dat vatbaar was voor extremisme. Aan de andere kant ook een land dat te maken kreeg met een nog hardere hand van een dictator. Die zich op het randje bleef begeven van wat volgens de internationale gemeenschap aanvaardbaar was. Dit leidde in 2003 opnieuw tot een oorlog. De motivatie voor die oorlog was alleen opgebouwd uit een minder geloofwaardigere jus ad bellum.
Weapons of mass destruction
Het idee dat een jus ad bellum gedachte een juiste is wordt onderuit gehaald door de gebeurtenissen die zich voltrokken in de laatste Irakoorlog. Het idee dat Irak zou beschikken over weapons of mass destruction (massavernietigingswapens) en deze uiteindelijk niet had, werd breed uitgemeten in de pers. Niet alleen daar. Ook ten overstaan van de voltallige VN Veiligheidsraad deden de Verenigde Staten er alles aan om gefabriceerd bewijs te tonen. Irak en Saddam Hoessein zouden een grote bedreiging vormen voor de regio.
- Irak was in het bezit van massavernietigingswapens
- Het bewijs hiervoor werd geleverd door de VS.
- Irak wilde niet meewerken aan inspecties van UNSCOM voor onderzoek naar massavernietigingswapens (zie volgende punt).
- VN-inspecteurs werden beperkt
- Zie voorgaande punt.
- Resoluties van de VN hierover werden genegeerd.
- Irak zou internationaal terrorisme steunen.
- Het land zou onderdak bieden aan Al Qaida.
- Het land zou steun bieden aan het zelfmoordterrorisme in Israël.
- De burgerbevolking van Irak werd onderdrukt.
- Er was geen politieke vrijheid.
- Politieke tegenstanders werden uit de weg geruimd.
Onbewezen jus ad bellum
Naast vervalste bewijzen over massavernietigingswapens, waren er meer onbewezen claims. Dat de burgerbevolking het zwaar had, was duidelijk. Daarover later meer. Wat niet bewezen werd was de steun aan Al Qaida en het zelfmoordterrorisme in Israël.
Zelfs het keer op keer negeren van VN-resoluties is discutabel als jus as bellum. In hoeverre was het hier gerechtvaardigd en konden andere landen daarmee wel “wegkomen” bijvoorbeeld? Denk dan aan de ingestelde sancties tegen andere landen, die ze vervolgens besloten te negeren. Andere oproepen door de VN in de vorm van Resoluties konden landen negeren of op andere manieren naast zich neer leggen. Een bekend voorbeeld daarvan was de manier waarop de staat Israël omging met de Palestijnen. Op dit punt besloot men niet in te grijpen.
Jus ad bellum en onderdrukking
Die motieven overstijgen iets dat door De Groot helemaal niet benoemd werd. Althans, niet in de motivatie om een oorlog te beginnen. Een motivatie kan namelijk ook gewoon bestaan uit het simpele idee dat de een wat wil hebben dat de ander heeft. In het geval van Irak was dat een land dat mogelijk een broeinest kon worden van iets dat er misschien wel of niet was, maar bovenal een land was met een voorraad aan olie. Uiteindelijk ging het niet om de vraag of Irak een vrij land zou worden. Was dit het doel geweest, dan zou de internationale gemeenschap in 2023 en 2024 op de achterste benen hebben gestaan. Toen werden de plannen doorgevoerd om de LHBTI+ gemeenschap in het land uit te schakelen. Op 28 april 2024 werd nieuwe wetgeving aangenomen tegen LHBTI’ers. Een vorm van onderdrukking dus. Een jus ad bellum, zou je kunnen stellen. Gewapend ingrijpen bleef uit.
De Tweede Wereldoorlog
- Joden: ongeveer zes miljoen joden werden vermoord in concentratie- en vernietigingskampen, werkkampen en tijdens massa-executies.
Het is de vraag of Roma en Sinti tot de slachtoffers van de Holocaust gerekend worden of niet. Binnen de gemeenschap zelf heeft men een eigen namen voor deze verschrikkelijke gebeurtenissen. Dat zijn de Porajmos, Sarvnash en Sàrmudaripen.
- Roma en Sinti: ongeveer 500.000 Roma en Sinti werden vermoord in concentratie- en vernietigingskampen2.
- Lichamelijk en geestelijk beperkten (Aktion T4): ongeveer 200.000 tot 275.000 personen met een lichamelijke of geestelijke beperking3
Andere groepen
- De asocialen5: meer dan 60.000 personen.
- Sovjetburgers en krijgsgevangenen: tussen de 3,3 en 3,5 miljoen door gevangenschap, hongersnood, mishandeling en massa-executies.
- Niet-joodse Poolse burgers: tussen de 1,8 en 2 miljoen door honger, dwangarbeid en vervolging.
- Andere Oost-Europese slachtoffers: honderdduizenden burgers uit oa. Oekraïne, Belarus door dwangarbeid, deportaties en massa-executies.
- Bisekuele en homoseksuele mannen: tussen de 5.000 en 15.000 biseksuele en homoseksuele mannen.
Tegelijkertijd was er aan de andere kant van de wereld ook sprake van een verwoestende oorlog, waarbij de burgerbevolking zwaar werd getroffen. In Azië stierven miljoenen mensen. Niet alleen door oorlogsgeweld. Ook door dwangarbeid.
- Chinese burgers: het aantal slachtoffers wordt geschat tussen de tien en twintig miljoen door hongersnood, dwangarbeid, oorlogsgeweld en massamoord (het Bloedbad van Nanking).
- Krijgsgevangenen en dwangarbeiders: het ging om personen van verschillende nationaliteiten, waaronder inwoners uit Azië en andere contitenten. Ze werden gedwongen om te werken onder erbarmelijke omstandigheden. Naar schatting kwamen hierdoor vijf miljoen mensen om het leven.
- Koreaanse vrouwen en "troostmeisjes": tussen de 50.000 en 200.000 vrouwen, uit oa. Korea, China en Nederlands-Indië (Indonesië en Nederland) werden seksuele slaven.
Dan hebben we het nog niet eens gehad over de verplichte tewerkstelling in Europa. Berucht was de Arbeitseinsatz. Dwangarbeid zodat de Duitse (oorlogs)industrie ervan kon profiteren. Het bepalen van het aantal slachtoffers is moeilijk. Een aantal locaties waar dwangarbeid werd verricht was namelijk ook in gebruik als concentratie- en vernietigingskamp.
In heel Europa werden naar schatting tussen de 7,5 en 12 miljoen mensen gedwongen tot dwangarbeid als gevolg van de Arbeitseinsatz. Naast de verplichting om te werken en de tol die dit geëist heeft, waren het ook de bombardementen op fabrieken die voor slachtoffers zorgden. Toch kwamen de meeste mensen om door uitputting door slechte werkomstandigheden, ziekte en ondervoeding.
Niet in alle gevallen ging het om burgers die ingezet werden voor de Arbeitseinsatz. In sommige gevallen werden krijgsgevangenen hiervoor ingezet. Dit is in strijd met het oorlogsrecht voor militairen. Gevangen genomen militairen mogen niet ingezet worden voor het verrichten van dwangarbeid. Dit geldt overigens ook voor burgers.
Andere problemen
Zonder de vervolging mee te tellen, kwamen er tijdens de Tweede Wereldoorlog naar schatting tussen de vijftien en twintig miljoen mensen om het leven. In Azië (buiten China) waren dit er tussen de vijf en zeven miljoen. Er is alleen meer om rekening mee te houden, want een oorlogsslachtoffer hoeft niet noodzakelijkerwijs altijd te overlijden.
Oorlogen leiden ook tot andere problemen. Zo leidde de Tweede Wereldoorlog tot voedseltekorten. Denk aan de Hongerwinter in Nederland. Het mislukken van Operation Market Garden (1944) zorgde ervoor dat de Westelijke Geallieerden hun plannen aan moesten passen. Het westen van Nederland kon pas veel later worden bevrijd. Honger kon voor een deel als wapen ingezet worden en dat is in meer gewapende conflicten en oorlogen voorgekomen. De Hongerwinter in Nederland in 1944 en 1945 was niet de enige periode van hongersnood tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook in Bengalen (India) kwam in 1943 een hongersnood voor, waarbij miljoenen om het leven kwamen.
Alles bij elkaar toont de Tweede Wereldoorlog aan dat er niets bestaat als een “rechtvaardige oorlog.” Als het om rechtvaardigheid gaat kunnen er veel vragen gesteld worden over de vraag waarom men in de Verenigde Staten de wens uitsprak om er vooral geen “Jodenoorlog” van te maken, toen bekend werd dat de nazi’s hun “oplossing” hadden gevonden voor de joodse bevolking van Europa. Ook vallen er genoeg redenen te bedenken waarom er eerder ingegrepen had kunnen worden als het om de concentratie- en vernietigingskampen ging. Er waren genoeg redenen om ze niet aan te vallen. Er waren ook genoeg redenen om ze wel aan te vallen.
Bombardement op Dresden
De Tweede Wereldoorlog liet de winnaars ook van hun slechtste kant zien. Zelfs wanneer het winnaars waren. Gaat het om de Jus in bello, de regels die gevolgd moeten worden tijdens de oorlog, dat waren de bombardementen op de Duitse stad Dresden in de nacht van 13 op 14 februari 1945 geen goed voorbeeld. Deze bombardementen volgden de regels niet op, want die zouden uit moeten van bescherming van burgers. Althans, het moderne recht. Dat recht kreeg pas echt gestalte na de Tweede Wereldoorlog. Met de kennis van nu, zou je de beslissing van luchtmaarschalk sir Arthur Harrris (13 april 1892 – 5 april 1984) mogelijk kunnen kwalificeren als oorlogsmisdaad of misdaad tegen de menselijkheid. Zelfs wanneer het om een aanval op nazi Duitsland ging. Dit bombardement zorgde voor naar schatting 25.000 doden en nog eens 30.000 gewonden. Wat het tot een oorlogsmisdaad en/of misdaad tegen de menselijkheid kan maken is het idee dat ging om burgerslachtoffers, er weinig tot geen militaire winst te behalen viel en dat de slachtoffers voor een aanzienlijk deel ook uit vluchtelingen bestond. Zij waren op de vlucht voor het naderende Rode Leger. Om die laatste reden zou het dus een oorlogsmisdaad kunnen zijn, want vluchtende mensen mogen nu eenmaal niet het slachtoffer worden van oorlogsgeweld.
Waren het nu oorlogsmisdaden of niet? Een bombardement op de stad Rotterdam door de Duitsers op 10 mei 1940 wordt door velen wel beschouwd als een oorlogsmisdaad. Dit bombardement was een machtsmiddel. De Nederlandse opperbevelhebber moest overgaan tot capitulatie. Gebeurde dit niet, dan zouden bombardementen op andere steden volgen. Het is de vraag of dit middel dus ook is ingezet in Dresden. Dat is nooit helemaal duidelijk geworden. Wel werd het bombardement na de oorlog aangegrepen door rechts-extremisten om er een “eigen” Holocaust van te maken. Een schadelijke complottheorie.
Harris liet gebruik maken van zogeheten tapijtbombardementen. Daarover was al veel langer een discussie ontstaan. Dit bombardement vond plaats in 1945, vier jaar nadat de discussie over de inzet daarvan was begonnen. Gebleken was dat deze manier van bombarderen door de RAF in het Ruhrgebied veel minder succesvol was. Precisiebombardementen bleken veel effectiever te zijn, waarop het ministerie van Defensie besloot om deze tactiek toe te passen. Dat Harris bevelvoerder was, wil niet zeggen dat hij het was die de beslissing nam over het tapijtbombardement. Erg opvallend was wel dat een paar weken na dit bombardement op 28 maart bekend werd gemaakt dat premier Winston Churchill (20 november 1874 – 24 januari 1965) niet meer wilde dat de RAF nog langer gebruik zou maken van deze techniek.
De Vietnamoorlog
De Vietnamoorlog, ook wel bekend als de Tweede Indochinese Oorlog was oorlog die duurde van 1 november 1955 tot 30 april 1975. Deze oorlog volgde de Eerste Indochinese of Frans Indochinese Oorlog op, die uitgevochten werd tussen 19 december 1946 en 1 augustus 1954.
Het Tonkin Incident
Het Tonkin Incident is ook wel bekend onder de naam USS Maddox Incident. Dit was het moment waarop de VS een jus ad bellum hadden voor directe betrokkenheid in de oorlog tussen Noord- en Zuid-Vietnam, waarbij de VS de zijde koos van de zuidelijke regering. Het land was verdeeld op basis van een akkoord dat gesloten werd dat een einde markeerde van de Eerste Indochinese Oorlog. Op basis van dit akkoord werd het land verdeeld in Noord- en Zuid-Vietnam, met de zeventiende breedtegraad noord als grens. Geen van beide landen mochten zich aansluiten bij een militair bondgenootschap of een militaire basis op grondgebied vestigen van een ander land.
De Eerste Indochinese Oorlog was een gevolg van de afspraken die in Europa gemaakt waren. China wilde zich daar helemaal niet aan houden en de bevolking van Vietnam al helemaal niet. De Sovjet-Unie, het Verenigd Koninkrijk en de VS besloten op tijdens de Conferentie van Potsdam (17 juli – 2 augustus 1945) dat Indochina ten zuiden van de zestiende noorderbreedte graad onder Brits bevel kwam te staan. De andere gebiedsdelen zouden weer toe gaan behoren aan de landen zoals dit het geval was voor Japanse bezetting. Men had alleen niet gerekend op een wens voor onafhankelijkheid.
Proxy-oorlog
Dat Hồ Chí Minh communist was en een communistische regering vertegenwoordigde werd voor de Amerikaanse regering al snel duidelijk. Vandaar dat men besloot de steun te herzien. Die steun wijzigde men daarom naar steun voor Zuid-Vietnam. Noord-Vietnam kreeg steun van China en de Sovjet-Unie. Vandaar dat men spreekt van een proxy-oorlog.
Eigenlijk waren dit soort proxy-oorlogen typerend voor de Koude Oorlog. Denk niet alleen aan de oorlog in Vietnam, maar ook aan de Koreaanse Oorlog (25 juni 1950 – heden, wapenstilstand 27 juli 1953) en de Afghaanse Oorlog (24 december 1979 – 15 februari 1989). Tijdens de Koude Oorlog waren vooral de China, de Sovjet-Unie en de VS betrokken bij dit soort proxy-oorlogen. Vandaag de dag zijn ook andere landen betrokken. Naast China, de VS en Rusland zijn dit bijvoorbeeld Iran en Saoedi-Arabië.
Aanval als vervalst bewijs
Het Tonkin Incident was voor de VS de aanleiding voor directe betrokkenheid bij de oorlog in Vietnam. Pas in 2005 bleek dat er sprake was van gemanipuleerd bewijs en dat een tweede aanval op de USS Maddox nooit had plaatsgevonden. Dat had niet kunnen verhinderen dat jaren daarvoor een oorlog was begonnen juist om de reden dat Noord-Vietnam een aanval zou hebben ingezet op een marineschip van de Amerikanen.
Eigenlijk ging het om een tweetal incidenten op 2 en 4 augustus 1964. Hierbij speelde de torpedojager USS Maddox een centrale rol. Als gevolg hiervan gaf de Amerikaanse president Lyndon B. Johnson opdracht tot de Tonkinresolutie, die de formele militaire betrokkenheid van de Amerikanen bij de Vietnamoorlog inluidde. Daarvoor bestond de betrokkenheid op papier slechts uit een adviserende rol van de Amerikanen. Men steunde de Zuid-Vietnamese regering in de strijd tegen de Noord-Vietnamese regering. Wel werden in het diepste geheim militaire operaties uitgevoerd. Dit waren de DESOTO-patrouilles. Hier nam de USS Maddox ook deel aan. Dit bracht de Amerikaanse marineschepen in de buurt van de Noord-Vietnamese kust.
De aanval op de USS Maddox en USS Turner Joy
4 augustus 1964
Jus in bello tijdens de Vietnamoorlog
Bombardementen en het gebruik van chemische wapens
Het Bloedbad van Mỹ Lai
De gebeurtenissen voltrokken zich op 15 maart 1968 en hierbij kwamen naar schatting 347 tot 504 Vietnamese burgers om het leven. Het ging om ongewapende burgers en de verantwoordelijkheid hiervoor moet gezocht worden bij de Amerikaanse militairen. Zij besloten om toe te slaan. Niet alleen met hun wapens. Ook met hun lichamen. Sommige meisjes en vrouwen, waarvan enkelen niet ouder dan twaalf jaar, werden verkracht en op gruwelijke wijze verminkt. Dit alles begon met een zoektocht naar leden van de Vietcong in het dorp. Die werden niet gevonden bij aankomst in het dorp. In het dorp was de activiteit van een gewone dag waarneembaar. Die ruw werd verstoord door iets dat helemaal niet normaal was. Iets dat niet onder de bescherming van een burgerbevolking valt tijdens een oorlog. Iets dat gecategoriseerd kan worden als oorlogsmisdaden. Dit begon met het neersteken van een onschuldige oude man, daarna het in een put gooien van een andere man. Daarna werd er een handgranaat achteraan gegooid. Dit hadden twee mogelijke leden kunnen zijn van de Vietcong, al valt dit vanwege de hoge leeftijd te meteen te betwisten. Dat gold niet voor de slachtoffers die daarna vielen. Mensen die bijeen werden gedreven en in een irrigatiekanaal vermoord werden bijvoorbeeld. De details werden uiteindelijk allemaal bekend, ondanks de pogingen om alles in de doofpot te stoppen. Men vermeldde het in de originele verslagen als een incident waarbij leden van de Vietcong betrokken waren. Zo meldde men dat er 128 leden van de Vietcong waren gedood tijdens deze “operatie” en dat daarbij slechts 22 burgers omgekomen waren.
Militaire rechtbank
Schendingen door de Noord-Vietnamese troepen en de Vietcong
Was er dan helemaal niets aan de hand als het om de Noord-Vietnamese troepen en de Vietcong ging? Wel degelijk. Wat te denken van doelgerichte aanvallen op burgers in het zuiden van het land en de manier waarop krijgsgevangenen werden behandeld?
Aanvallen op burgers
Krijgsgevangenen
Problemen met asymetrische oorlogsvoering
Geneefse Conventie
Voor de Vietnamoorlog en eigenlijk alle andere oorlogen die na de Tweede Wereldoorlog werden uitgevochten, tot op de dag van vandaag geldt: de oorlogen zijn nog steeds te rechtvaardigen. Dat er burgerslachtoffers vallen is “maar” zo. Dat beschouwt men altijd maar als het noodzakelijk kwaad.
Wat bijzonder was ten tijde van de Vietnamoorlog was dat er al heel veel op papier stond over hoe gewone burgers beschermd moesten worden. De aanzet werd al wel gegeven door Hugo de Groot met zijn werk. De naoorlogse handelingen mag je beschouwen als een directe voortzetting en verfijning.
Het recht op oorlog en de regels tijdens oorlog
- De bescherming van burgers: De Geneefse Conventies van 1949 en het aanvullende Protocol I van 1977 verbieden aanvallen op burgers en burgerobjecten, en stellen dat burgers niet het doelwit mogen zijn van militaire operaties.
- De bescherming van gewonden en zieken: Dit sluit aan bij Grotius’ idee dat zelfs in oorlogstijd menselijkheid moet worden betracht. De Conventies stellen dat gewonden, zieken en medisch personeel beschermd moeten worden en recht hebben op zorg.
Menselijkheid in oorlogsvoering
Het is wellicht een van de moeilijkste begrippen die er bestaat: menselijkheid in oorlogsvoering. Wanneer je leest over oorlog, slachtoffers van oorlog en andere verhalen, dan is er weinig reden tot het centraal stellen van menselijkheid in een oorlog, zou je zeggen. Toch is dat wat De Groot wilde. Menselijkheid moest centraal staan. Maar wat bedoelde hij daarmee? Moesten we begrip hebben voor een oorlog? Eigenlijk wel natuurlijk, want er waren volgens De Groot nu eenmaal motivaties om een oorlog te beginnen. De menselijkheid volgens hem ging om respect tonen voor de vijand als het om de behandeling van krijgsgevangenen ging bijvoorbeeld. Die moest men met waardigheid behandelen. Ook moest men ervoor zorgen dat onnodig geweld vermeden werd. Regels van recht en moraliteit moesten van toepassing zijn tijdens een oorlog.
Met dit alles in het achterhoofd is het wellicht lastig om te begrijpen dat er zo vaak wordt gezegd over een bepaalde periode in de geschiedenis voor de Geneefse Conventie dat er nog niets vastgelegd was. Het werk van De Groot gold na publicatie in de zeventiende eeuw in de eeuwen daarna als een soort gids voor anderen. Het werd op bepaalde punten alleen selectief gebruikt. Dat was precies zo en is precies zo als het om de Geneefse Conventies gaat. Ook die worden selectief toegepast. Ze worden gebruikt wanneer het uitkomt en terzijde geschoven wanneer het uitkomt.
De Groot schreef ook erg veel over internationale samenwerking. Staten zouden er samen uit moeten komen, via een diplomatieke weg. Vrede en stabiliteit waarborgen, met als uiterste redmiddel oorlog. Zo werd het alleen niet gelezen en zo wordt het alleen niet gelezen. Nog altijd zijn er wereldleiders met krachtige taal, die er niet voor terugdeinzen om te vertellen wat voor ambities op militair vlak ze hebben. Daarnaast weten we heel goed wat er gaande is in deze wereld. Gewapende conflicten die eigenlijk oorlogen zijn. Oorlogen die voortduren. Sommige oorlogen die al jarenlang duren. Anderen die pas recent begonnen zijn, maar waarvan de effecten nu al verwoestend zijn.
Hugo de Groot legde de basis voor de manier waarop er omgegaan moest worden met vraagstukken over oorlogen, maar tegelijkertijd deed hij dit als antwoord op de vraag wanneer een oorlog aangrepen moest worden. Alleen als uiterste middel. Zijn werk kreeg niet zonder reden de titel “De iure belli ac pacis” (“Over het recht van oorlog en vrede”). De Groot stelde dat regels noodzakelijk zijn om menselijke waardigheid te waarborgen tijdens oorlogen, maar ook dat er een andere optie kan bestaan. Het voorkomen.
Hugo de Groot legde de basis voor de manier waarop er omgegaan moest worden met vraagstukken over oorlogen, maar tegelijkertijd deed hij dit als antwoord op de vraag wanneer een oorlog aangrepen moest worden. Alleen als uiterste middel. Zijn werk kreeg niet zonder reden de titel “De iure belli ac pacis” (“Over het recht van oorlog en vrede”). Hierin stelde hij dat zelfs in oorlogstijd bepaalde regels moeten gelden om de menselijke waardigheid te waarborgen en dat oorlog alleen gerechtvaardigd is als laatste redmiddel. Dit gedachtegoed sluit nauw aan bij de Internationale Dag van de Vrede, die in de kern draait om het bevorderen van vreedzame oplossingen voor conflicten en het voorkomen van oorlog. De wortels van het idee dat oorlog onderworpen moet zijn aan morele en juridische beperkingen vinden hun oorsprong in het werk van De Groot.
Moderne streven naar vrede
Vandaag de dag blijft de oproep tot vrede en het voorkomen van oorlog relevant. Denk aan de oorlog in Gaza, Jemen, Syrië, en Zuid-Soedan. Zonder twijfel -welke partij je ook kiest- zijn burgers het slachtoffer. De vraag is of de internationale gemeenschap echt voldoende doet om te streven naar vrede. Die vraag mag je op een dag als vandaag best stellen. Kijk kritisch naar die oorlogen. Kijk naar de gewapende conflicten, de oorlogen. De gevolgen. De verschrikkingen.
Wanneer je kijkt naar de gewapende conflicten en oorlogen waar dan ook ter wereld en vervolgens naar de rol van de internationale gemeenschap, je vervolgens na gaat denken over deze dag, dan merk je waarschijnlijk dat dit een dag met vooral een symbolische waarde.
Voetnoten
5: Wellicht was dit van alle vervolgden de moeilijkste groep. Dit kwam omdat de groep bestond uit zoveel verschillende personen. In deze groep werden personen die economische delicten hadden begaan opgenomen. Ook werden sekswerkers opgenomen en de personen die gebruik maakten van de diensten van sekswerkers. Anders dan wat mensen denken, kregen vrouwen in de concentratiekampen geen roze driehoek wanneer ze biseksueel of lesbisch waren. Ze kregen een zwarte driehoek. Zo keken de nazi’s aan tegen biseksuele en lesbische vrouwen. Als asociale vrouwen. In de categorie waren verder clandestiene slagers opgenomen, mits ze niet van joodse afkomst waren. Ook was er een aparte regeling opgenomen waarbij je als asociaal geregistreerd kon worden wanneer je niet in staat was om voor jezelf te zorgen. Een breed begrip dus. Dit was, kortom, een soort vergaarbak. Er kwam nooit een duidelijke regelgeving tot stand. Zover kwam het nooit. Pas tegen het einde van de oorlog wilde men hier werk van maken. Alleen toen stonden de Geallieerden aan twee kanten aan de landsgrenzen van Duitsland. Naast verplichte deportaties naar concentratiekampen, werden asocialen ook naar gevangenissen en andere locaties gestuurd. Men wilde deze personen niet (zien).