Magdalena Moons komt in een aantal boeken voor. Het boek van Jan Fruytiers (“Corte beschryuinghe vande strenghe belegheringhe ende wonderbaerlicke verlossinghe der stadt Leyden”) is in dit geval misschien wel het meest interessant, want hij was een van de weinigen die Moons verdedigde. De vraag was alleen waarom hij dit deed. Waarom was het nodig om Magdalena Moons te verdedigen? Eigenlijk kwam dit omdat haar eer te grabbel gegooid was en dat zou -afgezien van het werk van Fruytiers- niet beter worden in de eeuwen die volgden.
De eerste beschrijving was niet die van Fruytiers, maar die van Orlers. Het ging om een anonieme vermelding. In de tweede druk van zijn werk (“Beschrijvinge der Stad Leyden”) beschreef hij een huysvrouwe uit den Haghe, de oude naam van Den Haag. Dat Orlers in de nieuwe versie dit verhaal wel opnam had te maken met een ander werk dat was verschenen, “De Bello Belgico decades duae 1555 – 1590” uit 1602. Hoewel dit werk gedateerd is tussen komt er deel in voor dat gaat over de belegering van Leiden. Het boek werd geschreven door Famiano Strada (1572 – 1649), die hierbij geholpen werd door Alexander Farnese (1545 – 1592).
Het boek was uiteindelijk niet erg geliefd in latere tijden, omdat gold als een pro-Spaans boek. Zo verweet Strada dat Willem van Oranje er voornamelijk op uit was zijn aardse belangen boven spirituele belangen te stellen.
Orlers maakte in zijn tweede versie dus gebruik van wat Strada beschreef over iemand die van invloed zou zijn geweest op een belangrijke beslissing van Valdez. Orlers benoemde dit ook in zijn werk:
Op het moment dat het Beleg van Leiden begon veranderde zo’n beetje een groot deel van Zuid-Holland in een strijdtoneel. Den Haag werd bezet en dit zorgde ervoor dat Magdalena en haar moeder vast kwamen te zitten in de stad. Valdez gebruikte Den Haag als zijn onderkomen en dit zorgde ervoor dat hij kennis maakte met Magdalena. Deze dingen kunnen nu eenmaal gebeuren. De een spreekt over een juffer, de ander over een huysvrouwe. Het ging om dezelfde persoon, al was lange tijd niet duidelijk dat het om Magdalena Moons ging. In de eerste bronnen werd ze niet bij naam genoemd.
Later werd ze alleen geïntroduceerd als “Amalia, de bijzit van Valdez.” Een beschrijving die deed vermoeden dat het alleen maar zou gaan om het lichamelijke. Dat was niet het geval, want na het mislukken van de poging van Valdez om de stad zelf de poorten te laten openen overwoog hij tot een aanval. Het zou vervolgens Moons zijn geweest die hem tijdens een diner ervan weerhouden heeft om dit vooral niet te doen. Ze had er belangen bij om een aanval te voorkomen. In de stad woonden familieleden en vrienden. Door hem een huwelijk in het vooruitzicht te stellen zou hij toegestemd hebben om de stad niet aan te vallen.
Dat was voordat de weersomstandigheden veranderden en de Geuzen daarvan gebruik konden maken. Daarna was het voor de Spanjaarden hopeloos om het beleg nog langer vol te houden. Woedende Spaanse soldaten zorgden ervoor dat Valdez Moons vervolgens niet kon houden aan haar voorwaarde, want hij werd opgepakt. Pas nadat Valdez afgerekend had met de woedende soldaten, die hem tot in Den Haag kwamen belagen en zich had verantwoord als het ging om alle geruchten, zou een huwelijk mogelijk zijn geweest. Valdez moest zich niet alleen verantwoorden voor de nederlaag, waarmee hij de troepen de kans ontnomen had om de stad eens goed te plunderen. Er waren ook verdenkingen tegen hem dat hij het misschien op een akkoordje gegooid had met de Leidenaren.
Het huwelijk tussen Moons en Valdez zou gesloten zijn in Antwerpen, mogelijk en tot aan diens dood in 1580 mocht Moons haarzelf beschouwen als zijn echtgenote. Het probleem ontstond toen, na enkele eeuwen waarin het verhaal van Moons op deze manier verteld werd, een vooraanstaand Leidse historicus zijn visie gaf. Dan hebben we het over Robert Fruin (1823 – 1899), wiens naam verbonden is aan de oudste nog bestaande middelbare school in Leiden: het Stedelijk Gymnasium. Het Stedelijk Gymnasium is de oudste nog bestaande middelbare school in Leiden.
De school behoort ook nog eens tot een van de oudste scholen in Nederland. De geschiedenis van deze school gaat terug tot de veertiende eeuw, mogelijk eerder. Fruin was leraar Aardrijkskunde en Geschiedenis aan deze school, maar is vooral bekend geworden als hoogleraar Vaderlandse Geschiedenis aan de toenmalige Rijksuniversiteit Leiden (de voorloper van de Universiteit Leiden) in de periode tussen 1860 en 1894. Een van de onderwerpen waarover Fruin schreef was de opstand in de Nederlanden. Hierbij concentreerde hij zich voornamelijk op de periode tussen 1588 en 1598. Dat hij aandacht besteedde aan Magdalena Moons en haar rol tijdens het Beleg van Leiden had misschien een wat lokaal karakter, omdat hij zelf rond die tijd woonachtig en werkzaam was in Leiden.
Wel vroeg Fruin zich af of dit misschien een schuilnaam van Valdez zou kunnen zijn. Later kwam hij tot de conclusie, op basis van zijn genealogisch onderzoek dat dit niet het geval kon zijn. Daarmee kwam vast te staan dat Moons en Valdez dus nooit in het huwelijk waren getreden. Hij degradeerde Moons daarmee eigenlijk tot een minnares van Valdez. Deze publicatie zou grote gevolgen hebben. Want het zou ertoe leiden dat erin opvolgende of latere publicaties getwijfeld werd aan de persoon Magdalena Moons. Zowel de rol die Moons speelde als de persoon zelf werden daarmee eigenlijk een volkslegende.
Wanneer iets of iemand geldt als een volkslegende kan dit gevolgen hebben voor hoe mensen die persoon bezien. Er kan getwijfeld worden aan die persoon. Dat werd dus ook gedaan. Sommige mensen beschouwden Moons vanaf dat moment als slechts een minnares van de Spaanse bevelhebber. Weer anderen gingen zelfs verder dan dat en zagen in haar nog iets meer: een verleidster. Men vergat, zelfs al zou het om een volkslegende gaan dat het allemaal draaide om die ene avond of nacht op 2 oktober.
Moons zou Valdez niet zomaar iets in het vooruitzicht gesteld hebben. Een eeuwige verbintenis, een huwelijk. Alles om de stad Leiden te beschermen. Of dat gedeelte op waarheid berust, dat is lastig om uit te zoeken. Fruin besloot dat dat gedeelte ook niet waar moest zijn, want hoe kon het bestaan dat een vrouw invloed zou kunnen uitoefenen op het beleid van een legerleider als Valdez? Een sterk staaltje van chauvinistisch mannelijk denken uit de negentiende eeuw.
Het is alleen de vraag of Fruin het niet op meer punten mis had. Dat blijkt dus zo te zijn.
De Spaanse Furie had niet alleen te maken met het onderdrukken van tegenstand. Ook het feit dat de Spaanse Rijk failliet ging speelde een belangrijke rol van betekenis. Dit leidde tot een muiterij, want men was niet meer in staat tot het betalen van bijvoorbeeld soldij. Het niet betalen van soldaten is gevaarlijk, want daarmee creëer je een situatie waarbij men gaat twijfelen over het voortzetten van een eventuele strijd en dat is dus wat er gebeurde.
Valdez liet zich inspoeren door wat Sancho d’Avilia (1523 – 1583) in Antwerpen deed. Zelf was hij niet in de stad toen d’Avilia zijn troepen opdracht gaf om de stad te plunderen. Valdez gaf de opdracht ditzelfde te doen op 26 juni in Aalst. Ook in andere steden vonden soortgelijke plunderingen plaats. Denk aan de Spaanse Furie in Mechelen (2 tot 5 oktober 1572) en de Spaanse Furie in Maastricht (20 oktober 1576). Het gevolg was dat de muiters volgelvrij verklaard werden door de Raad van State. Daarmee werd Valdez dus ook vogelvrij verklaard.
Afgezien van het vogelvrij verklaren zorgde de gebeurtenissen in Antwerpen in november 1576 nog voor een andere belangrijke gebeurtenis. Notariële akten en andere belangrijke documenten zijn niet altijd meer terug te vinden, omdat ze eenvoudigweg niet meer bestaan. Naar schatting zeshonderd huizen en het stadhuis brandden af in Antwerpen. Het aantal doden werd later geschat op ongeveer zevenduizend.
Wanneer het huwelijk wel plaats zou hebben gevonden, dan zouden de ontwikkelingen tijdens de Spaanse Furie in Aalst en de ontwikkelingen op politiek gebied daarbij een rol gespeeld kunnen hebben. Dat ligt natuurlijk niet voor de hand, want het huwelijk tussen Moons en Valdez was immers gesloten voor de eeuwigheid. De kans dat dit huwelijk gesloten werd in de openbaarheid achtte Kloek overigens erg klein. Ten eerste omdat Valdez niet geliefd was, zelfs voor de Spaanse Furie niet en ten tweede omdat dit soort huwelijken normaal gesproken niet openbaar voltrokken werden.
Dit zou natuurlijk ook nog een optie kunnen zijn: 1578. Nadat “alles” voorbij was. De kans is alleen niet erg groot. De Spanjaarden waren door een bepaling niet langer welkom in de Nederlanden. Dat was het Eeuwig Edict. Er zijn meer versies van dit Eeuwig Edict bekend (1531, 1577, 1611 en 1667). Beschouw dit als een akkoord met een hele lange levensduur. De ‘versie’ waar het om gaat dateert uit 1577 en zo lang werd die overigens niet gerespecteerd. Dit Eeuwig Edict ging in op 12 februari en werd op 24 juli 1577 alweer beëindigd.
Dit was een eenzijdige beslissing door Don Juan van Oostenrijk (1547 – 1578), de Spaans legerleider en landvoogd van de Nederlanden. De overeenkomst moest leiden tot een wapenstilstand. Daarnaast kwamen de landvoogd en de Staten-Generaal overeen dat er een erkenning plaats zou vinden van de Spaanse koning Filips II als koning en de landvoogd als wettig gezag. Er zou een amnestieregeling ingesteld worden door de Spanjaarden en alle Spaanse troepen zouden de Nederlanden verlaten. De Spaanse en Italiaanse soldaten zouden, omdat de Spaanse schatkist bijna leeg was, betaald worden door de Staten-Generaal, de huursoldaten uit andere landen door het Spaanse Rijk. Ook zouden er geen aanvallen meer plaatsvinden op katholieken of katholieke doelwitten door de Opstandelingen.
Het leek erop dat alles helemaal goed zou komen, toen Filips II zijn Blijde Intrede kon maken op 10 mei 1577. Eerder had hij dit Eeuwig Edict op 7 april nog schoorvoetend aanvaard. Dat dit Eeuwig Edict nauwelijks een paar maanden actief is geweest als bestand, wil niets zeggen over de periode erna. Niet over hoe welkom Spanjaarden en in het bijzonder Spaanse hoogwaardigheidsbekleders (inclusief officieren) bijvoorbeeld waren. Antwerpen was na de Spaanse Furie in handen gevallen van de Opstandelingen en op 18 september 1576 was daar al de feestelijke intocht geweest van Willem van Oranje.
Waarover inmiddels geen twijfel hoeft te bestaan is het huwelijk tussen Moons en Valdez. We kunnen het idee schrappen dat Moons slechts een “bijzit” was van Valdez en daarmee niet meer was dan een minnares. Of ze daarmee de stad Leiden behoed heeft voor een bestorming is niet helemaal zeker.
Toegegeven, het heeft wel veel weg van een erg mooi verhaal. Alleen dat het later ontkracht is door historici mag je ook zien in een bepaald tijdsbeeld. Ze plaatsten vraagtekens bij de rol van Moons omdat ze eenvoudigweg vrouw was. Dat ze een vrouw was zorgde ervoor dat er vraagtekens geplaatst werden. Nergens plaatste men vraagtekens over de eerder besproken jongensverhalen over de ontdekking de verlaten Lammenschans of de pot met hutspot, terwijl juist die verhalen het ook waard waren om uit te zoeken. Nee, de heren die dit alles onderzochten, waaronder Fruin, trokken de conclusie dat Valdez vooral niet geluisterd zou hebben naar een vrouw.
Hoewel de aanval uitvoerig door Fagel in het boek is beschreven, zijn het de laatste woorden die belangrijk zijn: “Het leek alsof de stad niet bewoond was, want niemand verliet de stad of vertoonde zich op de muren.” Dit was meteen ook de laatste uitval die vanuit de stad ondernomen werd. Daarna zou er niets meer worden ondernomen, zoals al eerder vermeld. Had Valdez dan niet al lang de opdracht kunnen geven tot een bestorming? Bijvoorbeeld na het afwijzen van een voorstel tot capitulatie?
Bekend is het verhaal over juist dat moment waarop Moons hem overhaalde om af te zien van een aanval op 2 oktober. De kans dat dit ook zou gebeuren lijkt niet groot. De Watergeuzen kwamen eraan, het wachten was alleen op het moment wanneer dit zou gaan gebeuren. Aan een brief aan leger-aanvoerder Luis de Zúñiga y Requesens zou juist staan dat er een tactiek van de verschroeiende aarde toegepast zou worden, in combinatie met het doorsteken van de dijken. Deze tactiek leek gehoor te vinden aan het Spaanse hof, want Filips II was voorstander van een dergelijke harde aanpak.
De berichten over de aftocht van Valdeze bereikten de Requesens pas na 7 oktober en daarna pas op 10 oktober het Spaanse hof. Vanuit Madrid kreeg men wel de toestemming voor de totale vernietiging. Niet zozeer van de stad, maar alles wat eromheen lag. Verbranden en de dijken doorsteken. Dat laatste moest overigens vermeden worden, want daarmee zou land verloren gaan. Alleen wanneer het echt niet anders kon moesten dijken doorgestoken worden. Daarom ging de voorkeur uit naar de tactiek van de verschroeiende aarde.
De vraag is in hoeverre Moons invloed kon uitoefenen op de beslissing van Valdez, zeker wanneer je bedenkt dat van hogerhand orders aankwamen. Hoewel De Zúñiga y Requesens een gematigder beleid voerde dan zijn voorganger, bleek dat in de ontknoping van deze belegering weinig meer voor te stellen. Desondanks staat daar tegenover dat de twee trouwden. Welk exact jaar dit precies is geweest en waar de huwelijksplechtigheid plaatsgevonden heeft, daarover hoeft geen twijfel te bestaan. Dat die twijfel wel heeft bestaan is te wijten aan de conclusies van Robert Fruin.
Dat er geen twijfel meer hoeft te bestaan weten we pas sinds 2007. In dat jaar toonde Els Kloek aan dat er een huwelijkscontract gevonden was tussen Magdalena Moons en Willem de Bye (1536 – 1605). Het is wel even goed om te vermelden dat dit document, een “copie-extract” gemaakt werd in 1610, dus na de dood van De Bye. Op dat moment was Moons getrouwd met Jurriaan van Lennep (1560 – 1615). Het huwelijk tussen Moons en De Bye werd in 1597 gesloten in Rijswijk, het huwelijk tussen Moons en Van Lennep vermoedelijk in 1606 (Voorburg).
Leiden werd dus niet aangevallen en wat daar ook de reden voor was, wel of geen bemoeienis van of door Moons, de stad werd bevrijd. Alleen volgde hierna de eigenaardige ontwikkeling dat lang niet in alle eerste versies van de geschiedenis van het Beleg van Leiden Magdalena Moons terugkwam. Toen ze wel met naam en toenaam genoemd werd, volgde er een aanpassing. Het zou vervolgens nog lange tijd moeten duren voordat er sprake was van een eerherstel. Desondanks zijn er nog altijd vraagtekens. Wat was haar rol precies? Had ze wel of geen invloed op Valdez? In ieder geval is wel duidelijk dat ze meer was dan ‘alleen maar’ een minnares of al het andere waarvoor ze is uitgemaakt.
Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen. In het zevende eel aandacht voor het belang van het 3 Oktoberfeest voor Leiden en de omliggende regio, de juiste spellingswijze en antwoord op de vraag: wie was er eerder bij als het om het feest gaat? Was dat Alkmaar of Leiden?