Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen - Deel 4

Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen – deel 4

Het vierde deel van de serie Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen staat in het teken van de etenswaren die een verbonden zijn aan het Leidens Ontzet of het 3 Oktoberfeest. Hoe zit het met de haring en het wittebrood?  Wat te denken van de mythe over burgemeester Pieter van der Werff die zijn lichaam aanbood, zodat hongerige burgers dit konden eten? Dan is er natuurlijk nog de Spaanse Kookpot met hutspot.

Dit vierde deel maakt deel uit van een serie van zeven delen. De serie was ooit een artikel. Dit artikel werd gepubliceerd via de website van De Goede Huisvader. Artigenda heeft dit artikel overgenomen en gewijzigd naar een serie van zeven artikelen.

Het misverstand over hutspot

Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen, dat blijkt wel uit de voorgaande drie delen. In het voorgaande, derde deel werd al duidelijk dat Cornelis Joppensz eigenlijk niet de ware ontdekker was van de Spaanse Kookpot. Dat was Gijsbert Schaeck. De vraag is alleen, hutspot bestaat vandaag de dag uit wortels, uien en aardapelen. In 1574, toen de Spaanse Kookpot gevonden werd kon dat onmogelijk het geval zijn geweest. Dat is het misverstand over hutspot. Dat misverstand gaat over aardappelen.

De aardappel in Europa

De eerste aardappelen kwamen via Spanje aan in Europa. Ten tijde van het Beleg van Leiden was het nog niet zo dat de aardappel op het menu in Nederland stond. Sterker nog, niemand kende deze plant en daarmee de aardappel dus. De aardappelplanten groeiden van oorsprong helemaal niet in Europa. Deze waren te vinden in Zuid-Amerika. Het land dat zich erop beroept een soort “uitvinder” te zijn van de aardappel is Peru. Toch is dat misschien niet helemaal terecht. De plant is waarschijnlijk daar terechtgekomen via het zuidwesten van de Verenigde Staten. In de Amerikaanse staat Utah at men al lang voor de moderne jaartelling aardappelen. In de Andes vond inderdaad de grootschalige aardappelteelt plaats zoals we die vandaag de dag kennen. Op die manier leerde men die in Spanje ook kennen. Via Gran Canaria kwam de plant terecht in Antwerpen. Daarna pas in Spanje zelf. Daarna werd de plant via verschillende kloosters in Europa verspreid. Dan hebben we het over eind zestiende eeuw. Dat was ongeveer de periode waarin de belegering van Leiden plaatsvond.
Dus nee, in de hutspot van Leiden konden onmogelijk aardappelen verwerkt zijn. Uiteindelijk kwamen er wel aardappelplanten terecht in Leiden. Dat was alleen na de stichting van de Hortus Botanicus, als onderdeel van de universiteit van Leiden (na 1590). In andere steden was dit het geval na 1640 (Groningen) en 1689 (Amsterdam). Massaconsumptie liet overigens nog wel even op zich wachten (Vanaf de negentiende eeuw).
Koningin Juliana in 1974.
Koningin Juliana in Leiden in 1974 tijdens de gezamenlijke hutspot maaltijd. Foto Rob Mieremet (Anefo). Foto afkomstig uit het Nationaal Archief.
Prinses Beatrix in 1974.
Prinses Beatrix tijdens de gezamenlijke hutspot maaltijd in 1974. Foto: Rob Mieremet (Anefo). De foto is onderdeel van het Nationaal Archief.

Wat zat er in de Spaanse Kookpot?

De inhoud van de Spaanse Kookpot was hutspot. Alleen volgens het originele recept. De massaconsumptie van aardappelen kwam pas echt op gang vanaf de negentiende eeuw. Het originele recept bestond daarom uit wortels, uiten en pastinaak. Later zou pastinaak in veel gerechten, dus ook in hutspot, vervangen worden door aardappelen.
Dan rest er nog een vraag. In de pot zou ook nog vlees gevonden zijn. Daarover is geen duidelijkheid. Volgens kenners was dit klapstuk. Dus runderborst. Dit is alleen stoofvlees. Kenners zouden ook moeten weten dat dit stoofvlees een erg lange bereidingstijd kent. Een andere optie zou vooraf gerookte spek geweest kunnen zijn. De kans dat het ging om een (bal) gehakt lijkt erg klein, vanwege het bereidingsproces.

Haring en wittebrood

Haring
Haring.
Bron: Rijksmuseum.
De Geuzen brachten haring en wittebrood mee. Sinds 3 oktober 1574 zijn ook die etenswaren verbonden aan Leidens Ontzet.
Haringen in een visnet
Haringen in een visnet (1664) door Albert Flamen.
Bron: Rijksmuseum.

Exportproduct

Het is een goed idee om er meteen duidelijk over te zijn: De haring en het wittebrood op 3 oktober vandaag de dag is anders dan wat men in 1574 at. Sterker nog, dat harinkje dat je vandaag de dag koopt bij de visboer of de haringkar is echt anders dan de haring die werd meegenomen door de Geuzen of de Watergeuzen. Zij namen pekelharing mee en dat was een product dat tot na de Tweede Wereldoorlog een belangrijk Nederlands exportproduct is geweest. Rond de tijd van het Leidens Ontzet kwam deze export eigenlijk net opgang. De voornaamste afzetmarkten zouden Duitsland en landen in Oost-Europa worden.
Door de haring sterk te zouten in vaten, bleef de haring langer goed. Eigenlijk was dit bedoeld voor lange tochten op zee, om bederf te voorkomen of om ervoor te zorgen dat de vangst juist langer goed bleef omdat men langere tijd op zee bleef, voordat men terugkeerde naar het land. Verwar pekelharing trouwens niet met zure haring.
De Watergeuzen trekken de Stad Leiden binnen
Simon Fokke's prent van de aankomst van de Watergeuzen in Leiden. Let op het goedgevulde schip. Deze prent is vervaardigd in 1776 en maakt sinds 2006 onderdeel uit van de collectie van het Rijksmuseum.

"Gewone" haring

Tegenwoordig eet je dus op 3 oktober ‘gewone’ haring. Dezelfde haring die je kent van het “haringhappen.” In combinatie met witbrood. Daarover gesproken: witbrood was in die tijd wel duurder dan bruinbrood. Daarom is het logischer dat het brood grauwwit was. Dat had te maken met de samenstelling van het brood. Je spreekt formeel niet over witbrood, maar over wittebrood in dit geval.
Het uitdelen van haring en wittebrood in 1949.
Een foto van het uitdelen van de haring uit 1949 met op de foto Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland, mr. L.A. Kesper en burgemeester jhr. mr. F.H. van Kinschot van Leiden. De foto is gemaakt door Ben Merk (Anefo) en is onderdeel van het Nationaal Archief.
Het uitdelen van haring en wittebrood in 1952.
Het uitdelen van haring en wittebrood in 1952. Foto: Harry Pot (Anefo). Bron: Nationaal Archief.

Het lichaam van Pieter Adriaansz van der Werff

Pieter Adriaansz van der Werff
Pieter Adriaansz van der Werff. Bron: Erfgoed Leiden en Omstreken.

Over Pieter Adriaansz van der Werff

Pieter Adriaansz van der Werff (14 juni 1529 – 4 januari 1604) werd bekend als de burgemeester tijdens het Beleg van Leiden. Hij was zoon van Adriaan Pietersz Vermeer, een zeemtouwer uit Leiden en voorganger van de Anabaptisten.

Als zoon van de zeemtouwer, trad hij in de voetsporen van zijn vader. Het was een goede zet om daarnaast te beginnen aan een handel in huiden en bont. Dit leverde hem fortuin en aanzien op. Achter zijn huis kon hij daarom een eigen werf bouwen, wat zijn achternaam verklaarde.

Vanwege religieuze conflicten in de Nederlanden besloot Van der Werff om in 1567 uit Leiden te vluchten. Hij verbleef in Wezel (Oostfriesland) In 1572 keerde hij terug naar de Nederlanden, omdat hij vernam dat de opstand in de Nederlanden succesvoller bleek te zijn. In juni keerde hij terug naar Leiden, een maand later werd hij verkozen tot leider van het vroedschap. Zodoende was hij tijdens het Beleg van Leiden burgemeester van de stad. Voor zijn verdiensten tijdens het beleg kreeg hij van Willem van Oranje een aanstelling als commissaris van de vivres voor leger en vloot (zie voor meer informatie het “Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5″, P.J. Blok, P.C. Molhuysen, 1921. DBNL).

"De zelfopoffering van Burgemeester Van der Werff"

Een aantal kunstenaars die dit onderwerp uitgekozen hebben om te verbeelden, veelal in de vorm van etsen, tekeningen of schilderijen, kozen voor titels die uitgingen van “de zelfopoffering van Burgemeester Van der Werff.” De hoeveelheid prenten, tekeningen en schilderijen over dit onderwerp is best groot. Bijzonder is dat iedereen zich heeft laten leiden door eigen initiatief en fantasie. De een vond het interessant om alles te laten plaatsvinden in een vertrek, terwijl de ander het plaats liet vinden in de buitenlucht. Wanneer het dan plaatsvond in die buitenlucht, kon het tafereel ook verschillen. Bijvoorbeeld wie er aanwezig waren. Burgers of geen burgers, soldaten of geen soldaten. Alle kunstuitingen hebben een overeenkomst en dat is dat ze een bepaalde dramatiek uitstralen. Burgemeester Pieter van der Werff bood op een bepaald moment zijn lichaam aan.

"De zelfopoffering van Burgemeester Van der Werff" door Mattheus Ignatius van Bree (1773 - 1839).
"De zelfopoffering van Burgemeester Van der Werff" door Mattheus Ignatius van Bree (1773 - 1839). Van Bree maakte er wel een rommeltje van: zo moet de kerk op de achtergrond de Hooglandse Kerk voorstellen. Die is alleen niet zichtbaar vanaf het standpunt waar Van der Werff gestaan zou moeten hebben, voor het stadhuis.
Bron: Wikimedia Commons.
De zelfopoffering van burgemeester Pieter van der Werff.
Een prent van Philippus Velijn naar een tekening van A. Elink Sterk jr. In dit tafereel wordt het wel heel erg bont gemaakt. De kunstenaar laat dit alles plaatsvinden in een raadskamer, waar een kind is gestorven en een vrouw bezwijkt. De prent is geschonken aan het Rijksmuseum in 1906. en gemaakt tussen 1822 en 1824 volgens de etstechniek.
Jacobus Buys maakte er een andere voorstelling van: Van der Werff dreigde zijn linkerarm af te hakken.
Jacobus Buys (ca. 1724 - 1801) maakte er wel een bijzondere voorstelling van. Niet alleen was Van der Werff omringd door wat militairen lijken te zijn. Hij dreigde in zijn versie zijn linkerarm af te hakken. Deze tekening is onderdeel van de collectie van het Rijksmuseum en zou later een bron van inspiratie worden voor anderen.

Geboortedatum

Net zoals met heel veel verhalen die te maken hebben met het Beleg van Leiden kun je hierover ook vragen stellen. Bijvoorbeeld over de herkomst van dit verhaal. Die is terug te herleiden tot Jan Fruytiers. Wanneer zelfs de Universiteit Leiden niet helemaal precies weet wanneer de beste man nu precies geboren is, dan is dat best bijzonder.Op deze pagina van de Universiteit Leiden lees je meer over Jan of Johan Fruytiers. Via de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren is het mogelijk een selectie van zijn bewaard werk te bekijken (bron).

De voorkant van het boek van Jan/Johan Fruytiers.
De voorkant van het boek van Jan/Johan Fruytiers. Meer informatie via deze link.
Corte Beschryvinghe vande strenghe Belegheringhe ende wonderbaerlicke Verlissinghe van der Stadt Leyden in Hollandt - Jan Fruytiers.
Corte Beschryvinghe vande strenghe Belegheringhe ende wonderbaerlicke Verlissinghe van der Stadt Leyden in Hollandt - Jan Fruytiers.
Bron: Universität Münster.
Wat zou bijzonder is: Fruytiers (andere spellingswijzen zijn: Frutiers of Fryterius) behoorde tot een van de bekendere dichters van de tweede helft van de zestiende eeuw volgens de eerdergenoemde pagina van de Universiteit Leiden. Het is vooral zijn beschrijving geweest van het Beleg van Leiden waarvoor hij geroemd werd. Bijvoorbeeld in het “Biographisch wooordenboek der Nederlanden” van A.J. (Abraham Jacob) van der Aa (1792 – 1857). Het eerste deel van dit boek verscheen in 1852. Via de website van de DBNL is het makkelijk zoeken. Nog makkelijker is het om te zoeken via het Huygens Instituut. Daar is de informatie ook beschikbaar via een directe link naar pagina 260 .
Beschrijving Jan Fruytiers uit "Biographisch woordenboek der Nederlanden" - A.J. van der Aa.
Beschrijving Jan Fruytiers uit "Biographisch woordenboek der Nederlanden" - A.J. van der Aa.
Het is overigens wel afhankelijk om welke druk van “Korte beschryvinge van de strenghe belegheringhe ende wonderbaerlijcke verlossinghe der stadt Leyden in den Jaare 1574” het gaat. In de versie uit 1577 komt dit verhaal niet voor. In een latere versie komt dit verhaal wel voor en dat is juist de versie die door tal van anderen vervolgens gebruikt werd als bron voor hun werk. Een zoekopdracht via de DBNL levert het volgende resultaat op:
Gevonden resultaat via DNB
Het gevonden resultaat via DNB.
Dan gaat het allemaal om de versie uit 1739 waarvan gebruik gemaakt werd. In deze versie komt inderdaad het verhaal over wat we kennen als de “Zelfopoffering van burgemeester Van der Werff” voor. In de originele versie komt deze versie versie niet voor. Dan gaat het vermoedelijk om deze versie. Dat lijkt alleen een andere versie te zijn dan deze versie, die al uit 1574 dateert. Dat is deze versie.

Het gaat dan om de volgende tekst:

"Siet lieve meedeburgers ik hebbe eed gedaan, dien ik verhoope door den geever aller goeden gaaven stantvastelyk te houden: Soo gy myn dood geholpen zyt, ik moet eens sterven, ende het is my eeven veel oft gy ’t doet op sulker maate ofte de vyand: Want myn sake is goed. Zyt gy dan met myn dood geholpen, neem myn lichaam snyd dat aan stukkenm ende deult daar van soo veele als strekken mach, ik bens getroost."

Deze tekst is te vinden in de versie uit 1739 op pagina 107. Daarmee werd de basis gelegd voor de verdere geschiedenis van burgemeester Van der Werff en zijn rol tijdens het Beleg van Leiden. Heldenmoed, zichzelf wegcijferend. Alleen, was het niet deze zelfde eerste burgemeester die erover twijfelde of er ingegaan moest worden op de brief die verstuurd werd door Valdez? Moesten gebroeders Jan en Jacob van der Does en Jan van Hout hun uiterste best doen om de rest van het stadsbestuur niet ervan te overtuigen om vooral niet de stadspoorten te openen?
Dat zag ook Willem van Oranje, die na de bevrijding van de stad een bezoek bracht aan Leiden. Op 14 oktober presenteerde hij het plan om het gehele stadsbestuur, inclusief Van der Werff te vervangen. De prins wilde een bestuurshervorming doorvoeren en Van der Werff nam hierop ontslag. Hij bleef wel aan als lid van de vroedschap. Daarnaast aanvaardde hij een nieuwe functie als Commissaris-generaal van het leger van de Staten van Holland. In 1776 kreeg hij de opdracht de bezittingen van de stad Gouda te verkopen, naast de verpachting op belastingen. Ook was hij betrokken bij het afnemen van een nieuwe eed van trouw in de regio Schoonhoven aan de Staten van Holland Pas in 1577 zou hij terugkeren in zijn functie als eerste burgemeester van de stad Leiden en laat dat nu net het jaar zijn waarin Fruytiers toe was aan een nieuwe versie van zijn boek.

Het lijdensverhaal van Jezus Christus

Dat juist dit verhaal is opgenomen kan ook met iets anders te maken hebben. Het kan een veel diepere, religieuze boodschap zijn. Een verwijzing naar het lijdensverhaal van Jezus Christus. Vergeet niet, het protestantisme was in die tijd nog iets nieuws en mensen moesten daar nog aan wennen. In dit geval kan het een verwijzing zijn geweest naar het verhaal over Jezus en de betekenis die bijvoorbeeld het eten van een geconsacreerde hostie heeft. De welbekende woorden zijn immers: “Neemt en eet, dit is Mijn Lichaam.” Wanneer je nog een stapje verder zou gaan, zou het een verwijzing kunnen zijn naar iets veel diepers: de mystieke leer van de kerk (de katholieke kerk weliswaar) om verenigd en verbonden te zijn.

Mooie theorie...

Het is natuurlijk een mooie theorie of een andere uitleg van dit bijzondere verhaal. De vraag is of het allemaal ook zo is. Is het logisch dat de rol van de burgervader misschien wat is aangedikt? Zodat zijn populariteit wat zou toenemen? We weten het niet zeker.
Zelfs al zou dit alles niet op waarheid gebaseerd zijn en zelfs al bedenk je dat er een moment is geweest dat Van der Werff gedacht moet hebben dat het misschien maar beter was om onderhandelingen aan te gaan met de Spanjaarden, dan valt daarmee de burgemeester niet van zijn voetstuk. Het is geen kwestie van cancelen. Laten we eerlijk zijn: ga er maar eens aanstaan. Een stad die belegerd wordt, waar honger en een epidemie het dagelijks leven dicteren. De gebroeders Van der Does en Jan van Hout waren op dat moment even ‘het geweten’ van de stad. Waren zij er niet geweest, dan had de stad eenzelfde lot gewacht als Haarlem. Weliswaar zouden de bestuurders misschien gratis gekregen hebben. Dat gold niet voor een groot deel van de opstandelingen en het leger.
Bovendien, was Leiden in Spaanse handen gevallen, dan zou dit grote gevolgen hebben gehad voor bijvoorbeeld de stad Delft. Door de belegering van Leiden was een deel van de Leidse regio, het Groene Hart en de Duin- en Bollenstreek geworden tot een oorlogsgebied. Dat gebied zou daarna volledig onder controle komen te staan van de Spanjaarden. In dit gebied was een deel voor langere tijd onbewoonbaar, door de doorgestoken dijken. Kortom, wanneer Leiden in Spaanse handen zou zijn gevallen, dan had dit grote gevolgen.

Nog even over de ontdekking van de Spaanse Kookpot...

In het derde deel van deze serie ging het over de ontdekking van de Spaanse Kookpot. In dat deel werd Fruyties (nog) niet vermeld. Dat had alles te maken met de oorspronkelijke volgorde van het artikel. In het oorspronkelijke artikel (een artikel, geen serie) kwam de publicatie van Fruytiers terug in het gedeelte over Pieter van der Werff.

Pagina 136

Wat schreef Fruytiers precies over de ontdekking van de Spaanse pot? Hij schreef erover vanaf pagina 136 van zijn werk. Voor de duidelijkheid, in deel vier van deze serie werd Gijsbert Cornelisz Schaeck aangewezen als de ontdekker van de Spaanse pot met hutspot. Het was dus niet Cornelis Joppensz. Schaeck was geen jongen, maar een man. In het werk van Fruytiers worden deze gebeurtenissen ook beschreven. In tegenstelling tot andere auteurs, noemde Fruytiers de naam van de jongen die melding maakte van het vertrek van de Spanjaarden niet. Wel dat deze jongen het vertrek in de nacht had opgemerkt. Hij was bereid om voor een bedrag van zes gulden te gaan kijken of ze inderdaad vertrokken waren.  Als excuus zou hij gebruiken dat hongersnood hem tot een wanhoopsdaad gedreven had, mocht hij gepakt worden. Dit zou hem doen besluiten om de stad te verlaten, zo was het excuus. Zover kwam het alleen niet, want de jongen hoefde het excuus niet e gebruiken. De schans was verlaten. Op de volgende pagina valt te lezen dat niemand de jongen geloofde en “een ander met eenen Verrenjager hem gevolgt zynde gesien wert zynen weg voorby de schanse neemende na den admiraal, dien hy tot den knien toe in `t water te gemoet liep, was aan beyde de zyden vreugt.” Het was vervolgens kapitein Gerrit van der Laan die samen met andere Vrijbuiters polshoogte kwam nemen.

Onbekende jongen

Volgens Fruytiers werd de ontdekking gedaan door een voor hem onbekende jongen, maar werd hij niet geloofd. Wie wel geloofd was dat was iemand van de Vrijbuiters, die beschikte over een verrejager. Al is het wel een beetje omslachtig uitgelegd. De informatie komt wel overeen met wat Orlers vermeldde in zijn verslag van de gebeurtenissen. Net zoals Orlers liet ook Fruytiers de naam van Joppensz weg. Het bleef eenvoudigweg dus bij een jongen. Iemand die dus eigenlijk niet geloofd werd. Als het om de Spaanse kookpot ging was het niet die jongen die deze pot meenam.
Ook in dit geval lijkt dit alles, zowel de zelfopoffering van burgemeester Van der Werff als de vaststelling dat de Lammenschans verlaten was, aan te tonen dat de verhalen niet in alle gevallen kloppen. Zelfs bij bepaalde gebeurtenissen die gezien werden als waarheid mag je soms bepaalde vraagtekens plaatsen. Dat is in het verleden vaker gedaan alleen is dat niet altijd op de juiste manier gedaan. Een voorbeeld waarbij het misgegaan is: de relatie van Magdalena Moons tot Francisco de Valdez en haar eventuele invloed op zijn beslissing om Leiden niet aan te vallen op 2 oktober 1574.

In het vijfde deel

Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen. Dat blijkt wel uit de eerste vier delen van deze serie. In het vijfde deel van deze serie aandacht voor de stichting van de oudste universiteit van Nederland. Dat is de universiteit die in 1575 in Leiden gesticht werd. Waarom werd die universiteit in Leiden gevestigd? Was dit een beloning voor de standvastigheid tijdens het Beleg van Leiden? Verder aandacht voor het papiergeld. Hoe zit het daarmee? Was Leiden de eerste stad in Europa om papiergeld uit te geven?

Deel dit bericht

Meer
artikelen

Ga naar de inhoud