In het derde deel van de serie Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen aandacht voor wetenswaardigheden over eten. Wie was de echt ontdekker van de Spaanse pot? Was dit Cornelis Joppensz. of misschien iemand anders?
Dit derde deel maakt deel uit van een serie van zeven delen. De serie was ooit een artikel. Dit artikel werd gepubliceerd via de website van De Goede Huisvader. Artigenda heeft dit artikel overgenomen en gewijzigd naar een serie van zeven artikelen.
Wat vooraf ging
De ontknoping: de Spaanse pot
De laatste schans die door de Spaanse troepen verlaten werd was de Lammenschans aan de oostelijke kant van de stad. Dat vond plaats in de nacht van 2 op 3 oktober 1574. Volgens de verhalen was het vervolgens de weesjongen Cornelis Joppensz (1561 – 1591), die de Spaanse pot aantrof. Daarin een bekend gerecht: hutspot. Dit gerecht zou daarna voorgoed verbonden zijn aan Leiden en Leidens Ontzet.
Wie ontdekte de Spaanse Pot?
Status van volksheld
De aftocht en het aantal slachtoffers
Naast vragen over hoe het kon dat er slechts een persoon die aftocht zag vanuit de stad, waren er meer vragen. Hoe zat het precies met die aftocht van de Spaanse troepen? Het bevel daartoe werd gegeven door Valdez. Pas bij dageraad voeren de Geuzen de stad binnen. Er was dus een moment waarop vastgesteld moest worden dat de laatste schans verlaten was.
Hoe zat het nu precies met de aftocht van de Spanjaarden? Op bevel van Valdez werd de schans bij Lammen ontruimd en bij dageraad voeren de Geuzen via de Vliet de stad binnen. Vanzelfsprekend volgde een hartelijk welkom. In het voormalige St. Jacobsgasthuis werden de meegenomen levensmiddelen verdeeld. Inwoners van de stad kregen een half stuk brood, een stuk kaas en pekelharing. Volgens de overleveringen stierven die dag mensen, omdat ze na een te lange periode van weinig eten ineens te veel voedsel binnen kregen. Hier is overigens geen hard bewijs voor te vinden. Net zoals het werkelijke aantal slachtoffers dat gestorven is tijdens het Beleg van Leiden. We moeten het doen met schattingen. Deze schattingen variëren. De een gaat uit van een getal van 2.000, de ander van 6.000. De hongersnood in de stad was niet verantwoordelijk voor de meeste sterfgevallen. Dat was de uitbraak van de builenpest. Toch mag de hongersnood zeker niet onderschat worden.
Wat weten we over Cornelis Joppensz?
De vraag is tot op heden nog steeds niet voorzien van een antwoord: wie is nu verantwoordelijk geweest voor de ontdekking van de verlaten schans en de Spaanse kookpot? De meeste bronnen gaan uit van Cornelis Joppensz. Laten we eens met deze weesjongen beginnen. Wat weten we eigenlijk over hem?
Gijsbert Cornelisz Schaeck
In een artikel van het Historisch Nieuwsblad van 7 april 2020 lees je meer over hoe Joppensz de schans bereikte. Het artikel is niet helemaal beschikbaar voor niet-abonnees. Daarom is niet duidelijk of in dit artikel nog een andere naam genoemd wordt. Dat zou de naam moeten zijn van iemand anders, die van Gijsbrecht Cornelisz Schaeck. Sommige bronnen noemen hem wel als de persoon met wie Joppensz samen een deel van de reis naar de schans afgelegd zou hebben, omdat Schaeck beschikte over een lange spies (een verrejager). Hiermee was het mogelijk om over onder gelopen delen heen te springen. Zo noemt deze bron Gijsbrecht Cornelisz Schaeck wel en wordt gemeld dat niet Joppensz de schans bereikt zou hebben, maar de wachtmeester. Schaeck kwam vervolgens terug met de welbekende pot met hutspot.
Joppensz niet genoemd
“Vijfde Halve eeuwfeest over het Onzet der Stad Leyden…”
"Geest der Geschriften"
Verder bergafwaarts
“Vertellingen van vroeger en later tijd”
Geromantiseerde versie
Over Gijsbert Cornelisz Schaeck
“Opmerkingen: vinder van de hutspot (volgens Orlers).”
De vraag is vervolgens, wanneer je dit niet precies weet, wie deze Orlers dan precies was.
Wie was Orlers?
Laten we het dan even hebben over de leeftijd van Schaeck. De verhalen dat hij, net zoals Joppensz een jongen was, zijn niet juist. Schaeck’s exacte geboortedatum is niet bekend. Dat was voor of in 1553. Op 3 oktober 1574 was hij in ieder geval dus 21 jaar oud. Hij stierf op 25 december 1627 op 74-jarige leeftijd.
Heel even ontstaat twijfel. Beter gezegd: Er zou een kans op twijfel kunnen ontstaan. Op basis van de gegevens via Historisch Leiden in Kaart zou er nog steeds de vraag gesteld kunnen worden: Gaat het om dezelfde persoon? De reden hiervoor heeft te maken met het ontbreken van de vermelding van de Vrijbuiters. Waarom ontbreekt deze vermelding? In de eerste plaats is het goed om te weten dat het ging om een soort volksmilitie van gewone Leidenaren. Ze waren er om de Schutterij en het leger te ondersteunen. In de gegevens die terug te vinden zijn over Schaeck staat vermeld dat hij werkzaam is geweest als bakker en lakenbereider. Die informatie is terug te vinden onder het gedeelte “Functies.” Wat wel enigszins verwarrend kan werken, de beste man had een zoon met dezelfde naam. Met die zoon liep het minder goed af, want die overleed op 26 november 1608 en dat was als gevolg van een misdrijf. Wat er precies gebeurde blijft onbekend.
Huwelijk Gijsbert Schaeck
Van dit wijcken en wist niemant inne noch buyten de Stadt seeckerheyt, hoe wel sy inde Stad des nachts een ghecrijsch gehoort hadden als een grof stuck gheschuts voor de Schansse gesoncken wert: dan daer was eenen Jonghen op de mueren die hadde des nachts waerghenomen dat hy wel veel lonten uyt de Schansse voorschreven sach gaen dan gheene weder inne comen, aldus beelde hy sich selven inne, gelijck oock de waerheyt was, dat de Spangiaerden heur Schansse van Lammen moesten verloopen hebben, ende heeft sulcx aenghegeven, verlof vraghende om daer te loopen, ghelijck hy dede door beloften van ses guldens, met dit decksel, soo hy daer noch Vyanden ghevonden hadde, te seggen, dat hy van honger verloopen was.
Nae dat hy nu in de Schansse geweest was, ende niemanden en vant, ende met sijnen hoet ghewinct hadde, twelckmen in de Stad noch niet en geloofde, sorghende dat hem de Spangiaerden uyt schalckheyt sulcks hadden bevolen, ende een ander met eenen Verreniager hem ghevolcht zijnde gesien wert, zijnen wech voor by de Schansse nemende na den Admirael, die hy tot den knien toe int water te ghemoet liep, was aen beyde sijden vreucht.
De vrome Capiteyn Gerrit vander Laen begaf hem terstont met den Vrijbuyters nae de Schansse tot Lammen, tot de plaetse toe daer hyt eerstmael toeghepaelt vondt, daer hy de twee eerste Galeyen met vreuchde ontfingh.
Den Admirael niet lichtveerdich zijnde in het ghelooven, hadde dese twee Galeyen voorgesonden, de welcke bevonden gelijck hun gheseyt was, te weten, de ledige Schanssen met twee stucken gheschuts, doch ghesoncken.
[Toegevoegd in 1641:
Achter volghende de onderechtinghe vanden E. Dirck Gijsbertsz. Schaeck, zoo zullen wy alhier by voegen tot een gedachtenisse, dat zijne Vader Gijsbert Cornelisz Schaeck, die de eerste ofte de tweede Persoon gheweest is, die uyt de Leytsche Burghers inde Schansse van Lammen, ghecomen is, ende dat hy tot bewijs van dien, daer uytgebracht heeft een Coperen pot, met gecoockten hutspot die de Spaensche Soldaten, door Vreese verlopen zijnde daer gelaten hadde. Den zelven pot is onder zijne erfghenamen noch berustende ende zijn te dier tijden by onsen mede Burger ende mijne neef Pieter Cornelisz vanderMorsch, ghebynaemt Piero, daer op ghemaeckt de volgende twee Rijmkens, waer van het een opten selfde pot ghesneden is.
Doen Godes Hant // Dreef den Vyandt
By nacht uyt Lammen,, Schans
Creech Schaeck dees Pot,, riep aen Boysot,
Ghy moocht over Dammen // thans.
Gijsbert Cornelisz 3. October 1574.
Het twede is van desen inhout:
Den prijs comt God, die door Boysot, Leyden, verlost, heeft: En Schaack dees Pot, in Lammen, tot Teecken met Cost, geeft.]
Wat is er mogelijk gebeurd?
Was het een jongen die een voorstel deed om voor zes gulden of zes muntstukken te gaan kijken, nadat hij ’s nachts had gezien dat de Spaanse troepen de Lammenschans verlaten hadden, en werd deze jongen vervolgens niet geloofd? Was het Schaeck die hem volgde en vaststelde dat de schans inderdaad verlaten was en de pot meenam als een soort bewijs?
Het was Johannes le Francq van Berkhey die Cornelis Joppensz verving door iemand anders (Willem Aalbrechts Berkhey) en Jacob van Lennep maakte er een spannend verhaal van, door Berkhey te vervangen door Berkheij en zelfs nog een derde persoon te introduceren. Dat was ’t Leeuwtje. Al is de bijdrage van ’t Leeuwtje wat beperkt. Vervolgens werd besloten dat Cornelis Joppensz de persoon moest zijn die de Spaanse kookpot gevonden moest hebben. Joppens gold vanaf dat moment als de ware held van ontknoping van het Beleg van Leiden. Soms zou je bijna denken dat de stad zichzelf had bevrijd. Even zou je vergeten dat de rol van de Geuzen in dit geval van essentieel belang was. Sterker nog, het doorsteken van de dijken was van cruciaal belang.
In de archieven
De archieven zouden een antwoord moeten geven. Daarom is het goed om te bekijken wat de archieven over de betrokken personen te vertellen hebben, naast Schaeck.
Gegevens Cornelis Joppensz in het archief
Crimineel vonnisboek
Eerste vermelding
Veertien- of vijftienjarige jongen
Volgens een volkstelling woonde in 1581 op het adres Willem Daniël Cloostersteeg 12 ene Cornelis Joppensz. Hij was van beroep metelaarsknecht en schipper. De geboortedatum (vermoedelijk): 1561. Ging het inderdaad om de Cornelis Joppensz, dan was hij op het moment van het Beleg van Leiden dus ongeveer dertien jaar oud. Jacob van Lennep had het overigens over een veertien- of vijftienjarige jongen, wat dus niet juist was. Waarom is dit laatste belangrijk? Van Lennep noemde een leeftijd. Een onjuiste overigens.
Gegevens over Willem Aalbrechtsz Berkey in het archief
Via een zoekopdracht in het archief van Erfgoed Leiden zijn ook personen zichtbaar van nog levende personen of personen die overleden zijn in de afgelopen vijftig jaar. Daarom is besloten om die gegevens via dit artikel niet te tonen. In totaal worden na een zoekopdracht vier pagina’s aan vermeldingen getoond.
Kaartspel en de musketten
IJ in plaats van Y
In het verhaal van Roemer
Overige vermeldingen in het boek
De overige vermeldingen in het boek van Roemer hebben allemaal betrekking op Johannes le Francq van Berkhey. Duidelijkheid over de noodmunt wordt in een ander boek gegeven, van een eerdere datum. Dat was het boek “Leidens Belegering en Ontzet in 1573 en 1574, naar de oorspronkelijke stukken en bescheiden.” Dit boek werd in 1853 geschreven door D. Noothoven van Goor en op basis van de informatie in dit boek werd de noodmunt uitgereikt aan Berkhey vanwege een andere verdienste. Dat was het controleren of een andere schans verlaten was. Dat was de schans in Leiderdorp. Daarover meer in het gedeelte over ’t Leeuwtje.
Overdrijven of geschiedvervalsing
Dit alles bij elkaar doet vermoeden dat het gaat om een kwestie van overdrijven of misschien zelfs geschiedvervalsing door Le Francq van Berkhey.
't Leeuwtje
Met een analyse van Joppensz, Schaeck en Berkey (of Berkheij) is het nog niet klaar. Van Lennep introduceerde nog een persoon die een rol speelde tijdens de ontknoping van het Beleg van Leiden. In “Drie jongens bij ’t Beleg van Leiden” voerde hij ’t Leeuwtje op. Dat was de bijnaam van Roelof Arentsz. Hij was niet betrokken bij het wel of niet vaststellen of de Lammenschans verlaten was. Wel speelde hij een rol tijdens de ontknoping van het beleg van de stad. De schrijver deed het voorkomen alsof hij alles uit eigen hand vernomen had. Dit was onmogelijk. Van Lennep leefde eeuwen later, dus hij kon nooit geweten hebben hoe het dialoog eruit zou hebben gezien, waarin ’t Leeuwtje zichzelf voorstelde bijvoorbeeld. Desondanks liet Van Lennep ’t Leeuwtje het volgende zeggen, zodat we weten om wie het zou gaan:
"Ik heet Roelof Arentsz., bijgenaamd ’t Leeuwtje,” antwoordde de knaap: "en behoor bij het vendel van den Kapitein Baselot."
Opdracht voor 't Leeuwtje
Allertsz. werd opgevolgd door Jan van der Does of Janus Doesa, die ’t Leeuwtje volgens Van Lennep een opdracht gaf om een holle kogel naar het hoofdkantoor van Willem van Oranje in Delft te brengen. In de holle kogel bevond zich een boodschap voor de prins. ’t Leeuwtje slaagde, maar werd op de terugweg gepakt door Spaanse troepen. Vanuit de stad zag Berkhey wat er gebeurde en probeerde hem te hulp te schieten met een roeiboot. Dit alles zou vond plaats in de buurt van de Lammenschans. Daar werd ’t Leeuwtje verhoord en gemarteld. Tijdens een vluchtpoging werd hij in de rug geschoten en kwam hij om het leven.
Literaire rommel
"Wanneer menschen, groot of klein, zich tot het een of ander doel vereenigen, dan kiezen zij zich doorgaans een of meer hoofden of leidslieden: en zoo hadden zich ook weldra de beide vechtende partijen elk een aanvoerder gekozen: de Roomschgezinde jongens zekeren Gijsbrecht Korne-liszoon Schaeck, een dikken, stevigen krullebol, zwart van haar en wenkbrauwen, met een breeden platten neus, een frissche gezonde kleur, een wijden mond, van hagelwitte tanden voorzien, en een paar groote heldere, vroolijke blauwe oogen:—de Protestanten zekeren Willem Aelbrechtz Berkheij, of Barkeij, een knaap, wiens ouders van Schotsche afkomst waren. Deze knaap had wit blond haar en lichtbruine oogen: zijne trekken waren regelmatig en fijn, en, hoezeer zijn gelaat mager en bleek, ja eenigszins van de kinderziekte geschonden was, had hij over ’t geheel een innemend voorkomen. Beide knapen waren ongeveer van gelijken leeftijd, tusschen de veertien en vijftien jaar; Schaeck muntte meer uit door lichaamskracht en kloekheid; Berkheij door behendige vlugheid en schrander overleg. Schaeck was een bol in ’t kaatsen en kegelen; Berkheij had zijn gelijke niet in ’t knikkeren en balgooien. Schaeck was sterk als een stier en wist stompen en stooten te geven, die iemand omver deden tuimelen; Berkheij was glad als een aal en volleerd in de kunst van zijn weerpartij ’t beentje te lichten. Nu ging er bijna geen dag om, of de twee partijen waren handgemeen, en hunne ouders, in stede van zulks te verbieden, lieten hun stil hun gang gaan, zoo zij hun dwaasheid niet nog aanmoedigden."
Andere mogelijkheden
Het boek van Fogteloo was niet de enige mogelijke inspiratiebron. Er waren andere mogelijkheden voor inspiratie denkbaar. Wat te denken van het boek dat Roemer schreef. Dat was het boek”Het Vijfde Halve eeuwfeest over het Ontzet der Stad Leyden in den Jare 1574, plegtig gevierd den 3 en 4 October 1824,” alleen is de kans groter dat Van Lennep zich heeft laten leiden door D. van Noothoven van Goor’s werk “Leidens Belegering en Ontzet in 1573 en 1574, naar de oorspronkelijke stukken en bescheiden.” Het is overigens geen aanname. Dit is een vaststaand feit:
"Vooraf echter moet ik u waarschuwen, dat ofschoon mijn verhaal, wat de hoofdzaken betreft, niet van de historische waarheid zal afwijken, ik echter enkele omstandigheden van luttel gewicht uit mijn verbeelding heb bijgebracht, om daardoor aan mijn vertelling meer kleur en ronding te geven:—waarom ik u dan ook aanraad, later bij onze geschiedschrijvers of bij voorbeeld in het belangrijke boekje, getiteld: Leidens belegering en ontzet in 1573 en 1574 (te Leiden bij D. Noothoven van Goor, 1853) de geschiedenis nog eens aandachtig na te lezen: gij zult dan vanzelf gewaar worden, wat in mijn vertelling waar is, en wat waar kon wezen."
Geen ooggetuigenverslag
“Dat deze jongen, gelijk Ds. Roemer, bl. 28 meent, Willem Aelbrechts Barkhey zou geweest zijn, is niet waarschijnlijk, en wordt door het hem aangehaalde nummer van den Catalogus niet bevestigd. Barkhey werd met een zilveren penning belood voor de in het beleg door hem bewezen diensten (zie no. 30), maar deze schijnen van een vroegere dagtekening, verg. no. 112 en 113; ook was hij een der eersten in delegerplaats en schans te Leiderdorp, waar hij tatokkaarten meebracht, zie no. 115 en no. 129."
"Leidens Belegering en Ontzet in 1573 en 1574, naar de originele stukken en bescheiden."
Berkhey of Barkhey
In het vierde deel
In dit tweede deel kwam de Spaanse Pot al voorbij. Ook in het derde deel van deze serie aandacht voor deze Spaanse Pot. De inhoud ervan om precies te zijn. Daarover meer in deel vier van deze serie.