Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen - Deel 2

Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen – Deel 2

In het tweede deel van de serie Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen aandacht voor het tweede beleg van de stad Leiden, dat begon na de Slag op de Mookerheide en de ontknoping van het Beleg van Leiden op 3 oktober 1574.

Dit tweede deel maakt deel uit van een serie van zeven delen. De serie was ooit een artikel. Dit artikel werd gepubliceerd via de website van De Goede Huisvader. Artigenda heeft dit artikel overgenomen en gewijzigd naar een serie van zeven artikelen.

In het eerste deel

In het eerste deel van deze serie werd uitgelegd dat de stad eigenlijk tweemaal belegerd werd en dat er een onderbreking plaatsvond. Meer over het eerste beleg is terug te vinden vanaf dit gedeelte in het eerste deel van deze serie. Zoals je hier kunt lezen, begon dat eerste beleg op 30 oktober 1673. Het eerste beleg eindigde toen de Spaanse troepen ondersteuning leverden tijdens de Slag op Mookerheide. Althans, dit werd verlangd van de troepen onder leiding van Francisco de Valdez (1511/1512-1580).

Het tweede beleg van de Stad Leiden

Nadat gebleken was dat de troepen van Valdez in het oosten niet nodig waren en de muiterij onder controle was (lees meer over deze muiterij), keerde het leger terug naar Leiden en omgeving. De eerste troepen arriveerden daar op 18 mei aan de oostelijke kant van de stad. Ze kwamen aan via het Groene Hart (route via Woerden, Alphen aan den Rijn, Zoeterwoude, Leiderdorp). Via de Haarlemmermeer bereikte een ander deel van de troepen de stad. Een ander deel bereikte Leiden vanuit de richting van Schoonhoven. Daarmee was Leiden ingesloten. Niet lang daarna volgde de eerste confrontatie tussen de Leidse Vrijbuiters (verkenners) en Spaanse troepen. Dat was op 26 mei in de buurt van Leiderdorp. Dit pakte niet goed uit voor de Leidenaren. De groep overleefde de confrontatie niet. Op dezelfde dag vond een actie plaats in de buurt van de stadsmuren aan de kant van Leiderdorp, waarbij Spaanse troepen grazend vee mee namen.

Niet alleen in Leiden volgden ontwikkelingen. Den Haag werd ingenomen en daar zette Valdez zijn hoofdkwartier op. Vanuit hier werd besloten tot een nieuwe aanval op Delft. Deze aanval mislukte. De omsingeling van Leiden was uiteindelijk in juni voltooid. Men hoopte op de winter, zodat het water rond de stad bevroren zou raken en men de verdediging op die manier zou kunnen bereiken. Doordat de stad vanaf verschillende kanten belegerd was en dit op zo’n grote schaal gebeurde, mag je stellen dat een groot deel van wat we nu kennen als Zuid-Holland en het zuidelijke deel van Noord-Holland onder controle geplaatst was van de troepen onder leiding van Valdez. Dit alles was bedoeld om Leiden op de knieën te krijgen. Het verschil met het eerste beleg was dat er dit keer wel aanvallen over en weer plaatsvonden. Toch waren de aanvallen niet zo hevig als bijvoorbeeld tijdens het Beleg van Alkmaar. Ze concentreerden zich op bepaalde plaatsen, bijvoorbeeld de schans ten zuiden van de stad bij Lammen.
De Lamenschans.
Detail van de Bilhamerkaart met de weergave van de Lammenschans. Deze kaart is onderdeel van de collectie van Erfgoed Leiden.

De Lammenschans

De Lammenschans zou op een later moment een bijzondere rol spelen tijdens het einde van dit tweede beleg. De schans was oorspronkelijk aangelegd door de Leidenaren zelf. Tijdens dit tweede beleg namen de Spaanse troepen de schans in. Deze schans bevond zich op een strategisch punt: waar de rivier de Vliet, de Roomburgerwatering en de Vrouwenvaart elkaar kruisten. De Roomburgerwatering kennen we vandaag de dag als het Rijn-Schiekanaal. De Vrouwenvaart is te vinden in de buurt van het huidige Polderpark Cronesteyn en de Vrouwenweg, op de grens tussen Leiden en Zoeterwoude-Rijndijk. Daar bevond zich in de buurt ook het voormalige kasteel Cronesteyn.
De schans die de Spanjaarden gebruikten als de Lammenschans was mogelijk niet dezelfde schans als van de Leidse verdedigers. Ze legden waarschijnlijk een eigen schans aan. Deze bevond zich aan de andere kant van het water. Een aanval met zes boten vanuit de stad moest de bouw saboteren. De aanval mislukte, waardoor de bouw door kon gaan. De schans was daarna gebruiksklaar.
Kasteel Cronesteyn in 1712.
Kasteel Cronesteyn in 1712.
Bron: Erfgoed Leiden.

Kasteel Cronesteyn

Kasteel Cronesteyn werd door de inwoners van Leiden zelf vernietigd. Zo werd voorkomen dat de Spanjaarden er zelf wat aan zouden hebben. Later werd het kasteel weer opgebouwd, totdat het aan het einde van de achttiende eeuw definitief zou verdwijnen. Wat vandaag de dag nog rest is een niet toegankelijke binnenplaats en een gracht in Polderpark Cronesteyn.
De voormalige gracht van Kasteel Cronesteyn.
De voormalige gracht van Kasteel Cronesteyn.
Bron: Wikimedia Commons/Michiel1972.
De toegang naar de voormalige binnenplaats van Kasteel Cronesteyn.
De toegang naar de voormalige binnenplaats van Kasteel Cronesteyn.
Bron: Wikimedia Commons/Biccie.
De geschiedenis van dit kasteel, oorspronkelijk een boerderij, gaat terug tot de twaalfde eeuw. In die periode kende men deze plaats als die Brouck en als Heer Wouterswerf. De laatste naam was een vernoeming naar Wouter van Oud-Haerlem. De naam Cronesteyn is een mogelijke verbastering van het geslacht Van Cronenburg en is terug te voeren tot de zestiende eeuw.
Een ets van Kasteel Cronesteyn uit 1825.
Een ets gemaakt in 1825 van Kasteel Cronesteyn. Bron: Erfgoed Leiden en Omstreken.
Het gebied is niet altijd Leids grondgebied geweest. Pas in de jaren zestig werd het gebied door de aanleg van de A4 geannexeerd door de gemeente Leiden. Daarvoor was het Zoeterwouds grondgebied. Sinds 1982 is het voormalig terrein waar het kasteel gelegen was onderdeel van Polderpark Cronesteyn.

Links over Cronesteyn

De andere schansen

Zeker niet onbelangrijk waren de andere schansen. Denk aan de grote schans bij de Dwarswetering in Leiderdorp. De inname van de Voskuilschans, de Poelburgschans en de Kwakel door de Spaanse troepen zorgde ervoor dat aan de westelijke kant (de kant van Oegstgeest en Rijnsburg) de wegen onder hun controle kwamen te staan. Vooral de inname van de Poelburg was een gevoelige klap, want dit zorgde ervoor dat de velden waarop koolgewassen werden verbouwd in schootbereik kwamen. Daar stond dan wel weer tegenover dat de inname van de schans in de buurt van de Rijnsburgerpoort niet lukte, door een tegenaanval vanuit de stad. De inname van de Waddingerschans zorgde ervoor dat het bevaren van de Rijn niet meer mogeljk was. De andere rivier die voor Leiden  van belang was, de Mare, was door door de inname van de schans de Kwakel ook niet meer te bevaren.
In de buurt van Leiderdorp bevond zich het Kasteel Rodenburg en daar lag de schans Roomburg in de buurt. Ook die schans viel in handen van de Spaanse troepen. Bij de Zijl lag nog een schans, in de buurt van wat nu de Broekweg is, en dat maakte ook hier het scheepvaartverkeer onmogelijk.

Verwijzingen naar de schansen

Aan de zuidwestelijke kant van Leiden bevond zich de Boshuyserschans. Net zoals verwijzingen naar de Lammenschans via de Lammenschansweg, het Lammenschansplein en andere verwijzingen naar de Lammenschans, zijn er in Leiden Zuidwest ook verwijzingen naar deze Boshyserschans terug te vinden. Dan was er natuurlijk nog het Kasteel Boshuysen, dat tijdens het Beleg van Leiden in 1574 verwoest werd. Ook verwijzingen naar andere schansen zijn nog terug te vinden op verschillende plaatsen.

Kasteel Boshuysen
Kasteel Boshuysen.
Bron: WikimediaCommons.

Kasteel Boshuysen

Het Kasteel Boshuysen lag ter hoogte van waar nu de sportvelden aan de Boshuizerkade in Leiden te vinden zijn. Toen deze sportvelden in 2010 aangelegd werden, waren de resten van dit kasteel niet meer terug te vinden en dat had alles te maken met eerdere werkzaamheden in de jaren vijftig. Dat er later wel wat gevonden is, maakte die vondst extra bijzonder. Kasteel Boshuysen of Huis Boshuysen is eigenlijk met de nodige raadselen omgeven.

De naam Boshuysen was niet onbekend voor de stad, want al in 1332 werd melding gemaakt van deze naam. In dat geval ging het niet om een schans.Het ging om een “woning te Boshuysen met 50 morgen, onder Zoeterwoude, strekkend van de Rijn tot de Vroonmade.” Wellicht ging het om een versterkte hoeve of een kasteel dat nog veel ouder was. Van de graven van Holland, destijds zetelend in de stad Leiden, kreeg de familie Boshuysen in ieder geval op een bepaald moment toestemming voor het versterken van een woning. De kans is erg groot dat dit ruimschoots voor de veertiende eeuw is gedaan, want toen werd de stad Leiden uitgebreid en zou er nooit meer toestemming verleend worden voor de versterking van Boshuysen. Dit vanwege de ligging zo dichtbij de stadsmuren.

Wanneer je een zoektocht uitvoert op Kasteel Boshuysen, dan is het meteen “raak.” Er is niets aan de hand, want er is een afbeelding en daarop is “Oud Boshuysen” te zien. Tot zover is er niets aan de hand, totdat je leest dat er van dit kasteel – een versterkte woning waarvoor ergens tussen 1281 en voor de veertiende eeuw toestemming gegeven moet zijn door de graven van Holland, niets meer teruggevonden is nadat men i 1955 de sportvelden aanlegde aan de Boshuizerkade. Toen kwam men tijdens graafwerkzaamheden op een meter diepte de fundering tegen, samen met de resten van de muur, de carré en toren. Na onderzoek besloot men alles te verwijderen. In 2010 werden de sportvelden opnieuw aangelegd en werd niets gevonden.

Erfgoed Leiden en Omstreken

Nogmaals, er is niets aan de hand. Erfgoed Leiden meldt alleen dat er een probleem bestaat over de buitenplaats Boshuysen, die in de negentiende eeuw verdween. Het artikel – waarvan de verschijningsdatum niet precies bekend is – gaat uit van een buitenplaats waarvan het niet precies bekend is hoe deze eruit gezien moet hebben. Dat zorgt voor verwarring. In het artikel wordt melding gemaakt van de opgraving van een vaas en dat het enige tastbare overblijfsel is van het Huis Boshuysen, waarvan niet duidelijk is hoe die buitenplaats eruit zag. Wanneer je bedenkt dat de website Het Geheugen. alleen een afbeelding tont van hoe de situatie eruit zag ergens tussen 1710 en 1735 is dat natuurlijk merkwaardig. Dit is niet de enige website. Naast de Wikipedia pagina over dit onderwerp is er ook een pagina op de website Kastelen in Nederland. Op die eerste pagina is een bouwwerk te zien dat duidelijk in verval is geraakt. In het andere geval is het bouwwerk in een betere staat. Volgens de bronnen gaat het om afbeeldingen uit de achttiende eeuw.

Onbekend

In de achttiende eeuw, zo lezen we op de pagina van Erfgoed Leiden, kocht de burgemeester het terrein dat bekend stond als Boshuysen en dan is het goed om te weten dat het kasteel dat eerder al bekend was niet meer bestond. De afbeelding die dus bekend is van het kasteel is waarschijnlijk niet overeenkomstig met de situatie zoals die in de vijftiende of zestiende eeuw was. De maker heeft zich laten leiden door verhalen. Over hoe het ooit was.

Het is beter om alles te verduidelijken, want de eerder genoemde websites geven op dit punt onvoldoende informatie. De afbeelding van Schoemaker mag je niet apart zien van andere afbeeldingen uit de Atlas Schoemaker. Dit is een collectie met ongeveer 2.600 topografische tekeningen. In het gedeelte over Zuid-Holland, werd het Huis Boshuysen ook opgenomen.

Kasteel Boshuysen ergens tussen 1710 en 1735.
Kasteel Boshuysen ergens tussen 1710 en 1735. Uit Schoemaker Atlas.
Bron: Koninklijk Oudheidkundig Genootschap/Het Geheugen.
Out Boshuijsen bij Leijden.
Out Boshuijsen bij Leijden.
Bron: Koninklijk Oudheidkundig Genootschap /Het Geheugen.
Het huijs Boshuijsen gelegen buijten Leijden
Het huijs Boshuijsen gelegen buijten Leijden.
Bron: Koninklijk Oudheidkundig Genootschap/Het Geheugen.

Waarom meldde Erfgoed Leiden en Omstreken dan dat het onbekend was hoe alles eruit zag? In het desbetreffende artikel werden zelfs tekeningen getoond. Het Beleg van Leiden heeft daar alles mee te maken. Tijdens dit beleg werd het kasteel of huis verwoest in 1574. Pas in de achttiende eeuw zou het Huis Boshuysen terugkeren, als buitenplaats. Dat was niet Kasteel Boshuysen.

Links over Kasteel Boshuysen en Huys Boshuysen

Boshuyserschans

De rol van het kasteel was van minder belang dan dat van de schans met een naam die erop leek. Dat was de Boshuyserschans. De schans aan de zuidwestelijke kant van de stad speelde een rol bij een gerichte aanval vanuit de stad. De afstand vanaf die schans tot de stad was hier het kleinst. Je zou dus verwachten dat de schans een belangrijkere rol zou hebben gespeeld. Dat was niet zo. De stadsmuur kon vanaf deze locatie gemakkelijk onder vuur worden genomen en omgekeerd kon men de schans onder vuur nemen vanaf de schans. Alleen bleef het bij slechts een aanval op de schans vanaf de stad. Die kwam voort uit een oproep door het stadsbestuur. Voor ieder hoofd van een lid van het Spaanse leger dat ingeleverd werd ontving men een geldbedrag. Uiteindelijk werden er maar twee hoofden ingeleverd. Het stadsbestuur hield woord en het geldbedrag werd uitgekeerd. De situatie verslechterde na juli 1574, waarna nieuwe aanvallen op de schans uitbleven vanuit de stad. Het Spaanse leger was er eigenlijk niet op uit om de stad te bestormen. De stad uithongeren was een beter idee. Mocht het dan toch komen tot een bestorming, dan wilde men in het uiterste geval liever wachten tot de wintermaanden, wanneer het ijs dik genoeg was. Dan kon men de grachten op die manier oversteken en de meest kwetsbare delen van de stadsverdediging aanvallen. Dit gebeurde uiteindelijk niet.
De overzichtskaart van J.W. de Jongh uit begin twintigste eeuw.
De overzichtskaart van J.W. de Jongh uit begin twintigste eeuw. Niet alle locaties staat hier overigens op vermeld.
Bron: Wikimedia Commons.

Onrust in de stad

Wanneer het stadsbestuur na het vertrek van het Spaanse leger tijdens het eerste deel van het beleg kritisch gekeken had naar de voedselvoorraad, dan had men zich voor kunnen bereiden. Dat deed men onvoldoende. De voedseltekorten namen toe vanaf juni 1574. Vanaf de eerder genoemde Boshuyserschans hadden de soldaten die de stad belegerden goed zicht op de stadsmuren en het leek erop alsof de stad niet bewoond was. Er vertoonde zich niemand op de stadsmuren. Binnen die stadsmuren kreeg de bevolking te maken met stijgende voedsel prijzen. De prijzen voor rogge, tarwe en zuivel werden verhoogd. Wat niemand voor mogelijk hield gebeurde, want in juni lukte het om voedsel via het water de stad in te krijgen. Veel te weinig overigens.

"In 't Jaar 1753."
"In 't Jaar 1753." Tekening vervaardigd omstreeks 1810. Aanvankelijk toegeschreven aan Jacques Kuyper, maar dit is later in twijfel getrokken.
Bron: Rijksmuseum.

Wie was de baas in de stad?

De vraag was op dat moment wie nu echt de baas was in de stad. Was dit de militair gouverneur (Van Bronkhorst) of was dit het stadsbestuur onder leiding burgemeester van der Werff? Van Bronkhorst was degene die de opdracht gaf om als middel van afschrikking een galg op te richten voor het stadhuis. Het stadsbestuur bepaalde dat iedereen die brood wilde ontvangen daarvoor wat moest doen. Of gewoon betalen voor dit brood of werken aan de vestingwerken. Alleen de mensen die dit het hardst nodig hadden kregen van het stadsbestuur vanaf 3 juli gratis brood. Al het graan dat nog over was, moest worden overgedragen aan het stadsbestuur. Om er zeker van te zijn dat dit ook gebeurde, werden zelfs huiszoekingen verricht. Daar hield het niet bij op, want stadsbestuur wilde dat alle katholieke inwoners van de stad weg zouden gaan.
In tegenstelling tot 1572 werden de Glippers verzekerd dat hun bezittingen niet geconfisqueerd zouden worden. Wat er vervolgens gebeurde was dat vrouwen en kinderen van wie de mannen de stad ontvlucht waren, gedwongen werden om de stad te verlaten. Dit omdat hun mannen de zijde hadden gekozen van de Spanjaarden.
Alleen de Spanjaarden wilden deze Glippers niet doorlaten. Pas nadat ze zich ontkleed hadden, mochten ze terugkeren naar de stad, waarna ze weer toegelaten werden. Dit gebeurde vanaf 6 juli. Omdat er zich daarna andere ontwikkelingen voordeden, kregen die voorrang. Vanaf 10 juli kreeg de stad te maken met een pestuitbraak. Deze uitbraak zou meer slachtoffers eisen dan het voedseltekort, zo lees je via de website van Oud Leiden.
De Zelfopoffering van burgemeester Van der Werff.
Hoewel het in dit tafereel gaat om de zelfopoffering van burgemeester Van der Werff (voorgrond), is het goed om op te merken dat de maker van deze tekening (naar een schilderij van J. van Schooten waarschijnlijk) er ook voor gekozen heeft om de pestepidemie in beeld te brengen (op de achtergrond). De tekening is gemaakt in de achttiende eeuw en is opgenomen in de collectie van Erfgoed Leiden.
Details uit de tekening over de zelfopoffering van burgemeester Van der Werff.
Details uit de tekening over de zelfopoffering van burgemeester Van der Werff, met daarin aandacht voor de slachtoffers van de pest. De originele tekening is onderdeel van de collectie van Erfgoed Leiden en Omstreken.

Druk van buitenaf

Van buiten de stad werd door uitgeweken Leidenaren, de Glippers, de druk op het stadsbestuur opgevoerd via brieven. Een meerderheid van het stadsbestuur was inmiddels voorstander van overgave. Enkele fanatieke stadsbestuurders waren daar fel op tegen. Denk dan aan stadssecretaris Jan van Hout (1542 – 1609) en Dirk Bronkhorst. Zij konden alleen niet voorkomen dat de voedselvoorraad op begon te raken. Het brood voor de armste inwoners van de stad was op 5 augustus op. Hiervoor in de plaats kwamen de moutkoeken.
Jan van Hout.
Jan van Hout.
Bron: Erfgoed Leiden en Omstreken.
In een poging om te bekijken wat er nu nodig was voor hoeveel personen werd door het stadsbestuur een volkstelling uitgevoerd. Daaruit bleek dat er binnen de stadsmuren 12.456 inwoners te vinden waren. Deze volkstelling was een perfect moment om na te gaan of er misschien nog voorraden te vinden waren. De zoektocht naar voorraden vond opnieuw plaats na 27 augustus, na het hongeroproer dat uitgebroken was onder de leden van de Vrijbuiters (de leden van ongeveer 150 vrijwilligers, die de schutterij ondersteunden). De Vrijbuiters hadden gedreigd om de stad te verlaten. Tijdens de doorzoeking werd alles dat niet binnen veertien dagen zou bederven meegenomen en verdeeld onder de armste bevolkingsgroepen van de stad. Voortaan werd bepaald dat voedsel alleen gekocht mocht worden wanneer de eigen voorraad op was.

Katten en honden

Nauwelijks een paar dagen later, op 31 augustus, was er geen groente, brood en kaas meer. Iedere dag werden tien of elf runderen geslacht, net zolang totdat alle runderen geslacht waren. Vanaf dat moment waren de paarden aan de beurt. Daarna waren het de katten en de honden, volgens het Historisch Nieuwsblad.

Het voorstel van Valdez

Een gratie voor het stadsbestuur en de stad Leiden zou onder controle komen te staan van het Spaanse Rijk, waarmee de Opstandelingen de stad zouden verliezen. Onder normale omstandigheden zou Van Bronkhorst als opperbevelhebber zich hierover moeten buigen. Dat was niet meer mogelijk, want een dag nadat het voorstel van Valdez ontvangen was overleed Van Bronkhorst aan de builenpest. Om daarmee terug te komen op de vraag wie nu eigenlijk de baas was in de stad: dat was niet de burgemeester, maar de opperbevelhebber. De militair leider had de eigenlijke touwtjes in handen en moest in dit geval onderhandelen met het Spaanse opperbevel. Het alternatief was dat er in ieder geval een antwoord gegeven moest worden.

Dirk van Bronkhorst op zijn sterfbed.
Dirk van Bronkhorst op zijn sterfbed op 5 of 6 september 1574.
Bron: Rijksmuseum.

Juist op het moment dat Van Bronkhorst op zijn sterfbed lag, kwam het vredesvoorstel van Valdez binnen. Hij garandeerde dat het stadsbestuur gratie verleend zou worden. Onder normale omstandigheden zou Van Bronkhorst zich hierover moeten buigen. Hij overleed een dag nadat dit voorstel binnenkwam op 6 september 1574 aan de gevolgen van de builenpest. Om terug te komen op de vraag wie nu eigenlijk echt de baas was: tot aan zijn dood was het misschien Van Bronkhorst op militair gebied. Hij zou als militair leider moeten onderhandelen met de Spanjaarden over een eventuele capitulatie.

Aflegging van de eed van trouw tijdens het Beleg van Leiden.
Aflegging van de eed van trouw tijdens het Beleg van Leiden. Een gravure gemaakt door Willem de Haen en onderdeel van de collectie van het Rijksmuseum. De Haen wilde hiermee laten zien dat burgers tijdens het Beleg van Leiden ook trouw zweerden aan de Prins van Oranje

Hoe groot was de kans?

De situatie in de stad was ronduit dramatisch. In de eerste plaats door het voedseltekort. Ook door de uitbraak van de builenpest. Hoe fanatiek het verzet ook was, hoe groot was de kans dat de bevolking misschien zelf de stadspoorten zou openen? Gek geworden door de pest en honger. Van der Werff nam het voorstel in overweging en dat leidde tot een hevige reactie bij de gebroeders Jan en Jacob van der Does en Jan van Hout. Als bestuurders waren zij tegen elke vorm van onderhandelen met de Spanjaarden. Als voorbeeld had men Haarlem in gedachten. Deze stad werd tussen 3 december 1572 en 13 juli 1573 belegerd en de ontknoping van dit beleg was dramatisch geweest. Ook hier speelde hongersnood een belangrijke rol.

Hongersnood onder de Leidenaren.
Hongersnood onder de Leidenaren, 1574 - Willem de Haen (1612-1614). Bron: Rijksmuseum.

Horrorverhalen uit Haarlem

Het Haarlemse stadsbestuur betaalde 25.000 gulden aan de Spaanse troepen onder leiding van Alva, waarmee de stad ontkwam aan plunderingen. Alva besloot wel dat soldaten en aanhangers van de Prins moesten boeten voor hun daden. De beulen waren zo lang bezig met de executies van de naar schatting tweeduizend personen, dat uiteindelijk maar besloten werd om mensen twee-aan-twee met de ruggen tegen elkaar vast te binden en in de rivier het Spaarne te werpen. De gebroeders Van der Does en Jan van Hout herinnerden de overige bestuurders in Leiden fijntjes aan de horrorverhalen die men gehoord had uit Leiden, waarschijnlijk. Dat deze ze niet alleen. Ze wezen de bestuurders ook op de eed van trouw die ze gezworen hadden aan Willem van Oranje. Opgeven was daarom uitgesloten.
"Felle straffe tot Haerlem"
"Felle straffe tot Haerlem." Bron: Rijksmusem.

Nieuwe kans

Met de dood van Dirk van Bronkhorst op 6 december 1574 diende zich een nieuwe kans aan. Jan van der Does (Janus Doesa) volgde hem op als militair gouverneur en van onderhandelen was dus geen sprake meer. Om er zeker van te zijn dat er geen kink in de kabel zou komen, stuurde Jan van Hout vervolgens aan op een schriftelijke stemming onder het stadsbestuur. Dit leidde ertoe dat het bestuur alsnog tegen onderhandelen stemde.

Met in het achterhoofd dat de schutterij harder zou moeten optreden tegen de inwoners die het misschien niet eens zouden zijn met het nog langer door laten gaan van deze situatie. Had men gekozen voor onderhandelen en uiteindelijk voor het openen van de stadspoorten, dan was dit van grote invloed geweest op een andere stad. De positie van Delft zou dan aanzienlijk verzwakt worden. Dit zag ook Willem van Oranje in en daarom stuurde hij aan op een bevrijding van de stad. Desnoods via een ultiem middel: het onbruikbaar maken van kostbare landbouwgrond. Het werd te riskant geacht om te wachten op een andere mogelijkheid. Dat was het wachten op de ondersteuning vanuit Frankrijk via de Franse hugenoten.

Barthelomeusnacht
Bartholomeusnacht.
Bron: Gallica Digital Library - link.

Bartholomeusnacht (1572)

In hoeverre de gebeurtenissen tijdens de Bartholomeusnacht (23 op 24 augustus 1572) een rol gespeeld hebben bij het wel of niet kunnen rekenen op de steun van de Franse hugenoten is moeilijk in te schatten. Deze gebeurtenissen speelden zich ruim een jaar eerder af in Parijs. Het ging hier om een begin van een massale vervolging van mensen die de leer van Calvijn aanhingen in Frankrijk (de hugenoten). Hoewel dit alles begon in een nacht, zouden de gebeurtenissen zich niet alleen beperken tot een nacht. Bovendien, ze zouden niet gebonden zijn tot slechts een plaats (Parijs). Ook in andere steden kwam het tot vervolging en geweldsuitbarstingen. Van wat er nog over is aan gegevens gaat het alleen al in Parijs om 2.000 tot 3.000 doden in Parijs in 1572 (bron).
Wel gebruikte Alva de gebeurtenissen in september 1572 tijdens de strijd om Bergen, de hoofdstad van het graafschap Henegouwen door Lodewijk van Nassau (1538 – 1574). Er bestond in dat jaar wel angst dat de Spanjaarden eenzelfde soort slachtpartij zouden aanrichten. Dat heeft alleen niets te maken met het ontbreken van de steun waarop Willem van Oranje rekende bij de bevrijding van Leiden in 1573. Daarom werd besloten tot het doorsteken van de dijken van de Maas en de Hollandse IJssel. Andere rivieren waren geen optie, omdat die gebieden niet in handen waren van de Opstandelingen. De beslissing nam Van Oranje niet alleen. Dit deed hij in samenspraak met Paulus Buys (1531 – 1594), de landsadvocaat van Holland, lid van de Raad van State en eigenlijk de vervanger van Willem van Oranje.

Paulus Buys

Paulus Buys
Paulus Buys.
Een prent van Paulus Buys gemaakt door Jan Frederik Christiaan Reckleben naar een originele tekening van Aert Schouman, gedrukt tussen 1851 en 1853. Deze prent is onderdeel van de collectie van het Rijksmuseum.

Paulus Buys op de lijst met Glippers

Wie waren de Leidse Glippers?

De lijst met Leidse Glippers lijkt ook de naam van Paulus Buys te bevatten. Hoe kon dat gebeuren? Hoe kon zijn naam terechtkomen op deze lijst? Wie waren die Glippers eigenlijk? In sommige verhalen worden ze afgeschilderd als een soort collaborateurs. Dat was lang niet altijd zo.
Toen de stad koos voor de kant van de Opstandelingen was niet iedereen het daarmee eens. Niet iedereen koos ervoor om het katholieke geloof af te zweren of niet iedereen wilde een einde aan de Spaanse overheersing. Dan waren er ook nog inwoners die de komst van grote groepen Geuzen eigenlijk helemaal niet zagen zitten. Ze wisten wat zich had voorgedaan in andere steden. Zou dit misschien ook gebeuren in Leiden? In enkele gevallen was het gewoon een kwestie van angst voor het verliezen van bepaalde zakelijke belangen.
Welk motief er ook ten grondslag lag, niet iedereen was enthousiast over de keuze van het stadsbestuur om de kant te kiezen van de Opstandelingen. Wat daarnaast goed is om te weten is dat niet iedereen die te boek zou staan als die Glipper ook daadwerkelijk ingezetene was van de stad. Sommige mensen hadden wel bezittingen in de stad, maar woonden er niet. Denk dan aan zakelijke belangen.
Wanneer de stad Leiden kiest voor de Opstandelingen is niet iedereen in de stad voorstander van deze keuze. Niet iedereen kiest ervoor om het katholieke geloof af te zweren. Bovendien, niet iedereen wil een einde aan de Spaanse overheersing. Daarvoor heeft men eigen motieven. Soms waren die motieven gebaseerd op angst voor het onbekende, soms was het gewoon puur zakelijk instinct. In andere gevallen was het de angst voor de Geuzen en wat die konden aanrichten in de stad die ervoor zorgde dat men het niet zag zitten om de kant van de Opstandelingen te kiezen.

Niet iedereen die te boek stond als Glipper was ook een ‘echte’ inwoner van de stad. Sommige personen hadden zakelijke belangen in de stad of bezittingen in de stad, maar woonden elders. Bijvoorbeeld direct buiten de stad, of verder weg. 

Voor het stadsbestuur was de groep een risico, waar ze ook woonden. Het was in ieder geval onvoldoende duidelijk wat hun invloed op de overige inwoners van de stad was en of ze die zouden aanwenden. Zou dit tot een crisis kunnen leiden? Was dit het geval, dan zou dit grote gevolgen hebben. Daarom was actie noodzakelijk. De Glippers moesten daarom de stad verlaten. Dat moest alleen gebeuren op basis van vrijwilligheid.
Het gevolg was dat er onroerend goed wisselde van eigenaar, zo leek het. In de praktijk kwam het erop neer dat er sprake was van een tijdelijke bewoning. Dit om te voorkomen dat het bezit ingenomen zou worden door anderen. Zo werd na een eerste oproep duidelijk dat er sprake was van een invordering van bezit, waarna Glippers terugkeerden naar de stad. Dit was niet de bedoeling.
Wat ook niet de bedoeling was: Spanjaarden die weigerden om Glippers doorgang te verlenen. Vrouwen en kinderen die de stad verlieten werden bijvoorbeeld tegengehouden en moesten zich uitkleden en werden teruggestuurd naar de stad.

Vermelding op de lijst

Over dit onderwerp is meer informatie te vinden via Historisch Leiden in kaart. In deze serie wordt nog een aantal keer verwezen naar deze website. Op deze website is een overzicht te vinden de Leidse Glippers. Op deze lijst is de naam van Paulus Buys te zien.

De vermelding van Paulus Buys in de lijst met de Leidse Glippers.
De vermelding van Paulus Buys in de lijst met de Leidse Glippers.
Er is een logische verklaring voor zijn aanwezigheid op deze lijst. Dat had alles te maken met zijn afwezigheid. Buys stond bekend als een fel tegenstander van het beleid van Alva. Neem nu de Tiende Penning (een extra belasting van tien procent, zoals voorgesteld door Alva in 1569 en geïntroduceerd in 1571 op alle roerende goederen). Vanaf 1573 werd hij lid van de Raad van State en in die functie deed hij een poging om twee jaar later een verbond aan te gaan met de Engelsen. Elizabeth I (1533-1603) weigerde dit verbond. Een andere overeenkomst was meer succesvol en dat wat de Unie van Utrecht. Het aandeel van Buys daarin mag niet onderschat worden. De unie kwam op 23 januari 1579 tot stand en het was eigenlijk de eerste versie van de Nederlandse Grondwet. Dit was een manier om de Spaanse koning Filips II op de knieën te krijgen. Oorspronkelijk was dit een samenwerking tussen de Utrecht, Holland, Zeeland, Gelre, Zutphen en de Ommelanden (het gebied buiten de stad Groningen). In een later stadium zouden ook Amersfoort, Antwerpen, Arnhem, Breda, Brugge, (en het Brugse Vrije Liet), Drenthe, Friesland, Grent en Nijmegen zich bij de unie aansluiten. De steden Den Bosch en Leuven sloten zich aan bij het op de Spaanse Kroon georiënteerde alternatief. Dat was de Unie van Atrecht, welke tot stand kwam op 6 januari 1579 in Arras.

Buys en Leicester

Er wordt verder wel eens beweerd dat Buys het stadsbestuur van Leiden heeft laten weigeren om een Spaans garnizoen binnen de stadsmuren te laten vestigen in 1572, voordat de stad de kant koos van de Opstandelingen. Na het Beleg van Leiden werd hij door de prins aangesteld als Heemraad van Rijnland. Na de moord op Willem van Oranje op 10 juli 1584 verliet Buys de Raad van State. In 1585 was hij adviseur van Robert Dudley, eerste graaf van Leicester (1532 – 1588), vaak gewoon afgekort tot Leicester, die als vertrouweling van Elizabeth I de Opstandelingen in de pas opgerichte Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588 – 1795) tussen 1585 en 1587 van hulp moest voorzien. Deze operatie zou eindigen in een compleet drama.
Robert Dudley, eerste graaf van Leicester.
Robert Dudley, eerste graaf van Leicester.
Bron: Rijksmuseum.
Zo bleek hij een slecht militair leider te zijn, waardoor de stad Deventer in handen viel van de Spanjaarden en bestond het vermoeden dat Leicester in het geheim onderhandelingen zou voeren met de Spanjaarden, onder andere met Alexander Farnese, beter bekend als (de hertog van) Parma (1545 – 1592). Leicester werd uiteindelijk maar teruggestuurd naar Engeland door landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt (1547 – 1619) in 1587.

Buys als raadspensionaris

Buys had overigens een band met Leiden, want hij werd in 1561 vernoemd tot stadspensionaris van Leiden. Dit was de voornaamste adviseur in dienst van de stad. Deze titel werd toegekend door het vroedschap van de stad. Niet iedere stad kende een stadspensionaris. Alleen de steden Alkmaar, Amsterdam, Haarlem, Leiden, Delft, Gouda, Gorinchem, Dordrecht, Den Briel (Brielle), Middelburg en Maastricht kenden deze functie. Groningen en Emden kenden een soortgelijke functie. Daar was een syndicus actief.
In zijn functie als stadspensionaris trad Buys op als een tussenpersoon. Een verbindende factor tussen de stad Leiden en het gewest of soms zelfs de Staten-Generaal.

Het einde van het Beleg van Leiden

De opmaat naar het Leidens Ontzet: het doorsteken van de dijken

Het was een groot risico om de dijken door te steken. Niet alleen was het een grote afstand tot de stad Leiden van waar de dijken doorgestoken werden. Er zou ook nog eens kostbare landbouwgrond onder water komen te staan en bewoond gebied zou ook onder water verdwijnen.
In veel verhalen lijkt het erop alsof het een kwestie was van dijken doorsteken en daarna het vertrek van de schepen onder leiding van luitenant-admiraal van Zeeland, Louis de Boisot (1530 – 1576). Zo is het niet gegaan. In de eerste plaats gingen er lange onderhandelingen aan vooraf. Maandenlang werd hierover vergaderd door de Staten Holland. Het plan werd helemaal niet positief ontvangen. Op 30 juli 1573 volgde de uiteindelijke toestemming en daarna werd een start gemaakt met het informeren van de bevolking in de gebieden die mogelijk getroffen zouden worden. Dat bleek erg lastig te zijn, want het was onduidelijk wat er precies zou gaan gebeuren. Of het veel zin had was ook maar de vraag, want veel inwoners van de gebieden kozen ervoor om achter te blijven. Ze waren bang dat hun bezittingen ten prooi zouden vallen aan dieven.
Het doorsteken van de dijken bij Berkel.
Het doorsteken van de dijk bij Berkel (het huidige Berkel en Rodenrijs, nu onderdeel van de gemeente Lansingerland) in 1574. De pentekening werd gemaakt door Leonaert Bramer tussen 1606 en 1674 en is onderdeel van de collectie van het Rijksmuseum.
Op 3 augustus werden de dijken doorgestoken bij Capelle aan den IJssel, IJsselmonde en Rotterdam. Vier dagen later, volgde een nieuwe oproep aan de inwoners om te vertrekken en werden de sluizen bij Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen op 14 augustus geopend. Vervolgens werd begonnen met het doorsteken van polderdijken. Daarmee stond niets meer in de weg voor het volgende deel van de operatie. Die bestond uit het samenstellen van de vloot, die uiteindelijk Leiden moest gaan bevrijden. Er werd gebruik gemaakt van platbodems, vanwege de geringe diepte. Daarom begon men onder andere met het vorderen van korenschuiten, kaagschuiten en ponten. De vloot zou uiteindelijk bestaan uit 320 schepen, waarvan de meeste schepen bedoeld waren voor transport van voedsel.
Leidens Ontzet gezien vanaf de Noordzeekant. Bron: Rijksmuseum.

Slag bij Zoetermeer - vertraging

De Boisot had de beschikking over ongeveer 4.000 Waalse, Franse, Schotse en Duitse huurlingen, naast de Hollandse huurlingen. Op 10 september vertrok de vloot uit Rotterdam. De eerste brief aan het Leidse stadsbestuur werd verstuurd in de nacht van 15 op 16 september met de boodschap dat de vloot eraan kwam, Men moest het nog even volhouden. Dat bleek net iets langer te duren dan gepland, want het verzet van de Spanjaarden zorgde voor een vertraging. De Geuzen leden een nederlaag bij Zoetermeer en er zat niets anders op dan om de Spaanse troepen heen te trekken. Dit zorgde voor vertraging.
Ondanks de vertraging bereikte de vloot op 19 september een onbewaakte dijk bij een meer dat zich op de grens van de huidige gemeenten Zoetermeer en Zoeterwoude bevindt. Het gaat dan om de Noord Aa. Hier komen de Meer of Buurwatering, de Zuidbuurtse Watering en de Weipoortse Vliet aan op dat meer. In de zestiende eeuw was het gebied rondom dit water voorzien van dijken. Doorvaren werd op dat moment te gevaarlijk bevonden, want het water was er niet diep genoeg. Er zat niets anders op dan die dijk door te steken. Dat bleek de juiste beslissing te zijn. Toch was er nog wel wat anders voor nodig en dat was regen en een flinke zuidwester storm. Door het stijgende waterpeil was het daarna mogelijk om verder te varen.
In de nacht van 2 op 3 oktober 1574 rukken de Watergeuzen op.
In de nacht van 2 op 3 oktober 1574 rukken de Watergeuzen op.De prent is waarschijnlijk gemaakt door Simon Frisius voor het boek "Polemographia Auraico-Belgica," maar nooit gebruikt. De prent is sinds 1881 in het bezit van het Rijksmuseum. Meer informatie over deze prent is te vinden via deze link.

Hergroeperen, daarna terugtrekken

Ondertussen kregen de troepen van Valdez inmiddels ook te maken met de gevolgen van de doorgestoken dijken. De legerleider zal waarschijnlijk niet blij geweest zijn, toen hij de opdracht moest geven om op 1 oktober de troepen te hergroeperen. Bijvoorbeeld richting Zoeterwoude, waar de dijken versterkt werden. De vloot van de Geuzen was ondertussen al in staat om kanonskogels af te vuren op de Lammenschans. Deze bleek onhoudbaar. Daarom werd de opdracht gegeven deze te verlaten, midden in de nacht van 2 op 3 oktober. De troepen trokken weg in de richting van Leiderdorp.
De ochtend erna werd voor de inwoners van de stad duidelijk dat de Lammenschans verlaten was en daarmee was het Beleg van Leiden voorbij.

In het derde deel

In het derde deel aandacht voor de ware ontdekker van de pot met hutspot op de Lammenschans. Daarnaast aandacht voor andere wetenswaardigheden over eten, die verbonden zijn aan het 3 Oktoberfeest. Inclusief het lichaam van de Leidse burgemeester. Want over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen!

Deel dit bericht

Meer
artikelen

Ga naar de inhoud