Beleg van Leiden, 1574 door Simon Frisius.

Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen – Deel 1

In het eerste deel van de serie Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen aandacht voor wat het 3 Oktoberfeest in de Zuid-Hollandse stad Leiden nu precies inhoudt. Daarnaast wordt ingegaan op een ander beleg, het Beleg van Alkmaar, de oprichting van de Universiteit Leiden en wat er nu precies aan het Beleg van Leiden vooraf ging.

Dit eerste deel maakt deel uit van een serie van zeven delen. De serie was ooit een artikel. Dit artikel werd gepubliceerd via de website van De Goede Huisvader. Artigenda heeft dit artikel overgenomen en gewijzigd naar een serie van zeven artikelen.

Het 3 Oktoberfeest

Leidens Ontzet staat in het teken van de viering van het Leidens Ontzet. Het Leidens Ontzet zorgde voor een einde aan het Beleg van Leiden op 3 oktober 1574. Over het Beleg van Leiden valt veel te vertellen dat gebeurt in de serie van zeven artikelen. Dit artikel gaat over het 3 Oktoberfeest. Dit feest vindt niet alleen plaats op de dag zelf.

Wat is het 3 Oktoberfeest in Leiden?

Het 3 Oktoberfeest in Leiden staat dus in het teken van het Beleg van Leiden. De viering van de festiviteiten begint doorgaans al eerder, meestal met een speciaal optreden voor senioren (de Seniorenvoorstelling). Deze voorstelling vindt doorgaans de zondag voor 3 oktober plaats. Daarnaast vindt sinds 1997 een historische lezing plaats. Verder mogen het Minikoraal (met de leerlingen van basisscholen uit Leiden en omstreken) niet vergeten worden (meestal op of rond 1 oktober), het Pieter van der Werff Festival (voor leerlingen van het middelbaar onderwijs op of rond 2 oktober), de traditionele hutspotmaaltijd op 2 oktober en natuurlijk de avond en nacht van 2 op 3 oktober. Tot slot is er nog de taptoe op 2 oktober. Er is dus veel meer te doen dan alleen op 3 oktober.

3 October Vereeniging

De kermis mag ook niet vergeten worden. Die kermis is een van de oudste onderdelen van het feest. Een kermis is niet altijd onderdeel geweest van het feest. Dat dit feest zoals we dit vandaag de dag kennen, is te danken aan de 3 October Vereeniging en de studenten van de Leidse studentenvereniging Minerva.
Laten we eerst beginnen met de studenten beginnen. De gemeenteraad van de stad bepaalde in september 1823 dat er niemand een vrije dag hoefde in te leveren voor de festiviteiten. De feestdag werd vastgesteld op een zondag. Daarbij maakte het niet uit of de dag plaatsvond op 3 oktober of niet. De wens van werkgevers in de stad werd daarmee vooral gerespecteerd. Omdat de zondagsrust vooral gerespecteerd werd, kreeg het feest een sober karakter. Dat ging in tegen wat de studenten van Minerva eigenlijk wilden. Die drongen erop aan dat dit zou veranderen. In 1823 riep men op om de vlag uit te hangen in de stad. Men deelde haring en wittebrood uit aan de allerarmste inwoners van de stad. Daarmee blies men een bepaalde traditie nieuw leven in. Want het mocht een kwarteeuw daarvoor allemaal niet. Dat was tijdens de Franse Tijd (1794 – 1813/1814). Het valt overigens te bezien of het enthousiasme alleen voortkwam uit een verbod tijdens de Bataafse Republiek.
Leidens Ontzet in 1921.
Het uitdelen van haring en wittebrood in 1921.
Bron: Nationaal Archief.
De viering van Leidens Ontzet in 1922.
De viering van Leidens Ontzet in 1922.
Bron: Nationaal Archief.
Koningin Wilhelmina en (op gepaste afstand) prins Hendrik op 3 oktober 1924 in de Leidse Breestraat.
Koningin Wilhelmina en (op gepaste afstand) prins Hendrik op 3 oktober 1924 in de Leidse Breestraat.
Bron: Nationaal Archief.
Leidens Ontzet in 1924.
Leidens Ontzet in 1924.
Bron: Nationaal Archief.

Ook in Alkmaar

Het Beleg van Alkmaar in 1573.
Het Beleg van Alkmaar in 1573.
Bron: Wikimedia Commons.

Niet alleen in Leiden staat men stil bij het Ontzet van de stad. Ook in de Noord-Hollandse stad Alkmaar viert men in oktober de bevrijding van de stad. Dit doet men op 8 oktober. In Alkmaar zei men daarom “Ik Alkmaar begint de victorie,” omdat daar tussen 21 augustus en 8 oktober 1573 de belegering van de stad plaatsvond door de Spaanse troepen. Daarmee was de stad chronologisch gezien eerder dan Leiden. Alleen was men daarmee ook eerder als het om de vieringen ging? In een ander deel wordt daar meer aandacht aan besteed.

Universiteit Leiden

Het Academiegebouw aan het Rapenburg in Leiden.
Het Academiegebouw aan het Rapenburg in Leiden. Foto: Bine Jagerman.
3 oktober 1574 koppelen veel mensen aan een andere een andere belangrijke gebeurtenis. Dat is de oprichting van de eerste universiteit in de Noordelijke Nederlanden. Op 8 februari 1775 was het zover en vond de opening van de universiteit plaats. Was dit inderdaad een cadeau van Willem van Oranje (1533 – 1584) aan de stad Leiden? De vraag is alleen of dit ook zo is. Zijn naam ontbreekt bijvoorbeeld onder het octrooi (de oprichtingsakte) dat leidde tot de oprichting van de universiteit. De naam van koning Filips II van Spanje (1527 – 1598) stond onder deze akte vermeld. Was dit logisch of niet? Het antwoord op deze vraag komt aan bod in het derde deel van deze serie.
Zinnebeeldig Tafereel der overgifte van het octrooi tot de oprichting eener Hoogeschool te Leyden door Z.D.H. Willem I, Prins van Oranje, enz. aan de Ed. Achtb. der Stad, van welke het vijfde halve eeuwfeest, volgens Besluit van de Edele Achtbare Heeren
Zinnebeeldig Tafereel der overgifte van het octrooi tot de oprichting eener Hoogeschool te Leyden door Z.D.H. Willem I, Prins van Oranje, enz. aan de Ed. Achtb. der Stad, van welke het vijfde halve eeuwfeest, volgens Besluit van de Edele Achtbare Heeren .
Bron: Erfgoed Leiden.

Het Beleg en de ontknoping ervan

Het zevenregelig vers van Johannes le Francq van Berkhey.
Het zevenregelig vers van Johannes le Francq van Berkhey.
Bron: Erfgoed Leiden.
Het Beleg van Leiden begon op 30 oktober 1573 en eindigde op 3 oktober 1574. Dat is voor de meeste mensen wel bekend. Ook is bekend wat de afloop is geweest. De Watergeuzen namen tijdens de bevrijding van de stad haring en wittebrood mee. Daar kon de uitgehongerde bevolking van de stad zich tegoed aan doen. Alleen hoe zit het precies met deze belegering? Was er sprake van een aaneengesloten periode? Hoe kwam het zover? Bovendien, wie vond nu die Spaanse kookpot en wat was nu precies de inhoud ervan? Ook is het goed om stil te staan bij de zelfopoffering van burgemeester Van der Werff en bij het papiergeld dat gebruikt werd tijdens het Beleg van Leiden. Dat zijn allemaal belangrijke vragen waarop een antwoord gegeven wordt in de zeven delen waaruit deze serie bestaat. Om een goed beeld te geven van de situatie zoals deze was voordat het Beleg van Leiden begon, is het goed om te kijken naar wat er voorafging.

Over de Tachtigjarige Oorlog

De Tachtigjarige Oorlog leidde tot de onafhankelijkheid van Nederland en deze duurde van 1568 tot 1648. Het ging om een opstand van de Nederlanden tegen het Spaanse Rijk. De naam Tachtigjarige Oorlog doet vermoeden dat het gaat om een aaneengesloten periode van tachtig jaar. Wanneer je de jaartallen bekijkt, dan gaat het om een periode van 82 jaar. Toch was er geen sprake van een totale oorlog, zoals we die kennen in vergelijking met andere oorlogen uit de geschiedenis. Neem nu het Twaalfjarig Bestand. Dit bestand duurde van 1609 tot 1621 en kwam neer op een periode van relatieve rust tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
Dat het allemaal zo liep is niet alleen te wijten aan de wens van de Nederlandse gewesten om zich los te maken van het Spaanse Rijk. Waarom wilde men dit? In de eerste plaats omdat de politiek van de Spaanse koning Filips II afweek van die van zijn vader, Karel V (1519-1556). Filips II wilde het gezag meer centraliseren. Daarnaast mag een belangrijk onderdeel niet vergeten worden. De Tachtigjarige Oorlog was voor een groot deel een godsdienstoorlog. Hierbij stonden de katholieken en de protestanten tegenover elkaar. Met als uitkomst dat na het tekenen van een vredesovereenkomst katholieken in Nederland eeuwenlang genoegen moesten nemen met een mindere rol in de samenleving. Denk dan bijvoorbeeld aan de schuilkerken en het verbod op openbare (katholieke) processies.

De Tachtigjarige Oorlog begon eigenlijk als een godsdienstoorlog. Een religieus conflict. De Beeldenstorm raasde door Europa en ook in de Nederlandse gewesten bekeerden mensen zich tot het protestantisme. Dat was tegen de zin van de Spaanse kroon. Er kon geen sprake zijn van een verandering van religie. De staatsreligie was het katholicisme. Fliips deed er alles aan om het katholieke geloof te beschermen. Dit zorgde voor een eerste reactie vanaf 1566, waarbij de lagere adel in de Nederlandse gewesten zich begon te verenigen. Op 5 april van dat jaar boden ze een smeekschrift aan de landvoogdes. Dat was Margaretha van Parma (1522-1586), de halfzus van de Spaanse koning.

De samenwerking verliep voorspoedig en leidde tot nog meer samenwerking en uiteindelijk tot de geboorte tot een de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De republiek werd in 1588 opgericht en zou blijven bestaan tot de Franse inval van 1795. Deze inval markeerde het begin van de Franse Tijd (1795 – 1814). Het was deze samenwerking van verschillende gewesten, die uiteindelijk op 15 mei 1648 een vredesovereenkomst sloot met het Spaanse Rijk, die we kennen als de Vrede van Münster.

Willem van Oranje

Willem van Oranje (1533 – 1584), Prins van Oranje, graaf van Nassau-Dillenburg. Hij was de leider van de Opstandelingen. Van oorsprong was hij Duits, maar zijn naam is ‘vernederlandst,’ omdat hij dankzij erfopvolging in 1544 de titel Prins van Oranje erfde.

Over het schilderij

Op de afbeelding is Willem van Oranje te zien. Het schilderij is vervaardigd door Adriaen Thomasz Key (c.a 1544 –  ca. 1589, geb. als Adriaen Jan Thomas Mertenssoon). Het schilderij is waarschijnlijk vervaardigd in 1579. Sinds 1933 is het schilderij in het bezit van het Rijksmuseum (bron).

Filips II van Spanje

Filips II van Spanje (1527 – 1598). Hij was door erfopvolging koning van Spanje, (Castilië, Aragón), Napels, Sicilië, de Spaanse Nederlanden en Portugal. Daarnaast is hij gedurende vier jaar koning geweest van Engeland, dankzij een huwelijk met Maria I van Engeland.

Over het schilderij

Het schilderij waarop Filips te zien is hangt in het Museo del Prado en is gemaakt door Sofonisba Anguissola. Deze foto is afkomstig van Wikimedia Commons, waar de afbeelding aangeboden wordt als CC-afbeelding.

De inname van Den Briel

Een van de gebeurtenissen die van grote invloed was op het Beleg van Leiden was de inname van Den Briel door de Geuzen op 1 april 1572. Den Briel is de verouderde naam voor de Zuid-Hollandse plaats Brielle. Waarom deze inname belangrijk was, zal later behandeld worden. Eerst een overzicht van gebeurtenissen en wat uitleg over een persoon die een cruciale rol speelde tijdens de inname.
Des spotprent over de val van Den Briel/Brielle.
Des spotprent over de val van Den Briel/Brielle.
Bron:Rijksmuseum.

Op den eersten april verloor Alva zijn bril.

Wie is er niet bekend met de bovenstaande uitdrukking? Het is een verwijzing naar de inname van de Zuid-Hollandse stad Brielle door de Geuzen op 1 april 1572. De gebeurtenissen laten zien dat niet iedere stad destijds koos voor de kant van de Opstandelingen. In Den Briel wilde men niets te maken hebben met de Geuzen, vanwege de reputatie. Steden als Amsterdam en zelfs Leiden waren eigenlijk helemaal niet van plan om te kant van de prins en de Opstandelingen te kiezen. Later zou dit voor de stad Leiden veranderen. Dit kwam door het aandringen van een groep voorstanders van de opstand tegen het Spaanse Rijk. 

De stad kwam op een vrij simpele manier in handen van de Geuzen onder leiding van Willem II van der Marck (1542 – 1578), beter bekend als Lumey of Heer van Lummen. Samen met Bloys van Treslong (1529 – 1594), Lenaert Jansz de Graeff (vermoedelijk 1530 of 1535 – vermoedelijk rond 1578) en Jacob Blommaert (geboortedatum onbekend – 1572) voer de vloot van 25 schepen richting een haven waar ze uit konden wijken nadat ze door de Britse vorstin Elisabeth I weggestuurd waren wegens wangedrag. Dit wangedrag bestond uit ordinaire piraterij. Na een storm kwam de vloot terecht in de monding van de Maas, in de buurt van Den Briel.
Willem II van der Marck, heer van Lummen (Lumey) (1542 – 1578).
Willem II van der Marck, heer van Lummen (Lumey) (1542 – 1578).
Bron: Rijksmuseum.
Willem Bloys van Treslong (1529 – 1594).
Willem Bloys van Treslong (1529 – 1594).
Bron: Rijksmuseum.
Met de inname van Den Briel, het tegenwoordige Brielle, komen we aan op een bijzonder stukje van de Tachtigjarige Oorlog, die ook voor het Leidens Ontzet belangrijk was. Dat stukje begint eigenlijk met toeval. Dat de vloot van Lumey daar terechtkwam was te danken aan een storm de Noordzee. Eigenlijk was het de bedoeling om vanuit Dover uit te wijken naar Enkhuizen. De inname was dus geen vooropgezet plan. Hoe kon het dan toch zover komen? Natuurlijk kun je vraagtekens plaatsen bij deze toevalligheid, omdat Bloys van Treslong er geboren was. Er is overigens geen bewijs te vinden dat dit een bewuste actie is geweest of niet. Laten we daarom maar uitgaan van die toevalligheid.

1 April Vereniging

Meer informatie over de gebeurtenissen die zich voltrokken hebben op 1 april 1572 zijn te vinden via de website van de 1 April Vereniging. Deze vereniging werd op 10 januari 1939 opgericht. Sinds de jaren zestig viert men in Brielle het feest op jaarlijkse basis, zoals hier valt te lezen.

Prince Admirael

Zoals te zien is op deze pagina is de vereniging overigens eigenaar van een replica van een Geuzenschip, De Prince Admirael. Dit schip bouwde men tussen september 1978 en maart 1979. Tijdens de festiviteiten op 1 april maakt men van dit schip. In Leiden maakt men gebruik van andere boten, waarmee een Geuzenintocht plaatsvindt, zoals in de onderstaande beelden uit 2019 te zien is. De intocht in Leiden vindt plaats om 15:74. Op de klok is dat overigens veertien minuten na vier uur in de middag.

Coppelstock of Koppestok?

Een goede naamsvermelding is belangrijk. In dit artikel is er alles aan gedaan om namen zo correct mogelijk te vermelden. Waar mogelijk is altijd gebruik gemaakt van de originele naam. Heb je het over Den Briel, dan mag een persoon niet ontbreken. Dat zou hetzelfde zijn als wanneer je bijvoorbeeld een persoon als Louis de Boisot (1530 – 1576) niet zou noemen, al mag je die gerust Lodewijk noemen trouwens. Of heer van Ruart (Nijvel). Dat was hij namelijk ook, naast admiraal van de Zeeuwse Geuzenvloot en held tijdens het Leidens Ontzet.
Jan Pieterszoon Coppelstock.
Jan Pieterszoon Coppelstock.
Bron: Wikimedia Commons.

Lastige situatie

Heb je het over de inname van Den Briel, dan mag een persoon niet ontbreken en dan ontstaat meteen al een lastige situatie. Is het Jan Pieterszoon Coppelstock of Koppestok? Volgens dit monument moeten we zijn achternaam spellen als Coppelstock en dus niet Koppestok. Dit monument bestaat niet meer, want het is tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan. Wanneer je in de personen databank gaat zoeken van Voorne-Putten, waar ook de vermeldingen van Brielle in te vinden zijn, dan zijn daar ook de gegevens in te vinden van de families Coppelstock. Daar zijn geen gegevens in te vinden van de families Koppestok (zie deze gearchiveerde versie). Kortom, een mysterie minder: Coppelstock dus.
Gedenkplaat van de 300-jarige viering van de inname van Den Briel in 1872.
Gedenkplaat van de 300-jarige viering van de inname van Den Briel in 1872. Bron: Rijksmuseum.

Ruzie

Alleen wat was zijn rol nu precies tijdens dit alles. Hoe serieus moeten we deze veerman uit Den Briel nemen? Overigens claimt men in Maassluis ook enige faam, omdat hij daar ook een huis had. Om precies te zijn het Coppelstockhuis. Alleen klopt dat wel? Wanneer je het verhaal leest via de website van de Historische Vereniging Maassluis (HVM) dan woonde hij voornamelijk in Den Briel. Het pand dat we nu kennen in Maassluis als het Coppelstockhuis (Hoogstraat nummer 17) is een huis waar hij zo nu en dan verbleef. Het toont een schip waarmee Coppelstock zijn passagiers vervoerde: een Hengst.
Wat de veerman met zijn bemoeienis leek te doen, als we de verhalen mogen geloven, is stoken. Tijdens een onderhoud met Bloys van Treslong vertelde hij dat er geen Spanjaarden in de stad aanwezig waren. De stad zou volgens hem makkelijk zijn in te nemen. Hoe hij tot deze conclusie kwam was een raadsel. Het was een net zo’n groot raadsel waarom hij vervolgens het stadsbestuur voorhield dat er een overmacht van zeker 5.000 Watergeuzen voor de stad aan het wachten waren. Gezien de reputatie van de beste man, had je mogen verwachten dat men vraagtekens zou plaatsen bij zijn uitspraken. Dat deed men niet en de paniek sloeg toe. Toch dacht men er niet over na om de stad over te dragen aan de Geuzen, want men kende de reputatie van dit volk.

Angst in Leiden

De Geuzen blokkeerden de Noorderpoort en er volgde een ultimatum. Het stadsbestuur weigerde hierop in te gaan. Via de Zuiderpoort besloten inwoners de stad te ontvluchten. Lang niet iedereen deed dit. Het ultimatum verstreek en de aanval volgde. Dat was op 1 april. De reputatie van de Geuzen bleek niet onterecht. Ze plunderden de stad voor een deel. Juist deze plundering zorgde voor angst bij andere stadsbestuurders, waaronder het stadsbestuur van Leiden. Zeker wanneer je bedenkt dat het hierna niet klaar was. Meer steden kwamen onder invloed te staan van de Opstandelingen.

Over de Prinsenvlag

Over het gebruik van de Prinsenvlag is veel geschreven en het is heel logisch om deze vlag te behandelen in het gedeelte over de inname van Den Briel (Brielle). Daar is een goede reden voor. Een van de namen van de Prinsenvlag is de Brielse vlag.

Het gebruik van de Prinsenvlag vandaag de dag wordt in verband gebracht met fascistische- en nazistische organisatie en groeperingen. Daarbij wordt verwezen naar de NSB, die de vlag tijdens de oorlogsjaren gebruikte. Anderen zijn van mening dat de vlag daar helemaal niets mee te maken heeft en een verwijzing is naar de Geuzen en in het bijzonder de inname van Den Briel. Dit is alleen niet juist. De introductie van de vlag was pas na 1587, dus na de inname van Den Briel. Wel maakte men tijdens de inname van de stad gebruik van vlaggen die leken op de Brielse Geuzenvlag, zoals je leest in deze bron.

Het ligt voor de hand dat men in Den Briel en mogelijk op andere plaatsen voor 1587 gebruik maakte van de Hollandsche vlag. Deze vlag lijkt op de moderne Nederlandse vlag. De kleur blauw wijkt af. In plaats van kobaltblauw bestond de vlag uit lichtblauw. De vlag is bekend als de Statenvlag. Niet iedereen was overigens blij met deze vlag, want dit zag men als een vlag van de Staten Holland en daarmee voelde men zich tekortgedaan. Dit leidde tot het ontstaan van de Prinsenvlag. Deze ontwikkeling volgde alleen ná de inname van Den Briel.

De Brielse Geuzenvlag

De Brielse Geuzenvlag

Deze vlag kennen we als de “Brielse Geuzenvlag” of de “Brielse Geus.” De vraag is echter of dit de echte oorspronkelijke vlag geweest is of niet. De vlag lijkt geïnspireerd te zijn op een andere vlag, namelijk de “Dubbele Geus.”
De Dubbele Geus

De Dubbele Geus

Deze vlag is bij koninklijk besluit 315 (20-07-1931) vastgesteld als de vlag voor de Koninklijke Marine en deze vlag kennen we als de “Dubbele Geus” of de “Prinsengeus.” Verwar de vlag niet met de “Enkele Geus” voor pleziervaartuigen (ook wel het “Geusje”).

Enkele Geus

Enkele Geus

De Enkele Geus of het Geusje is er voor de pleziervaart. Het is dus niet de bedoeling dat deze vlag gebruikt wordt door andere schepen.

Het "vriendenboekje" van Jan van der Does

Het gebruik van het woord “vriendenboekje” schept een bepaald beeld. Hiermee ontstaat een idee dat Jan van der Does (1545-1604). Van der Does is ook bekend onder zijn gelatiniseerde naam Janus Doesa. Hij was bevelhebbber tijdens het Beleg van Leiden. Het boekwerk dat aangeduid als “vriendenboekje” was eigenlijk precies dat: een “Album amicorum.” Dat is toch echt een vriendenboek. Vroeger werkte dit alleen anders dan tegenwoordig. Dat is nu eenmaal met veel dingen het geval. De basis is alleen nog steeds hetzelfde. Het verzamelen van wat anderen over je schrijven, aangevuld me tekeningen of andere bijdragen. Dit doet men al heel erg lang. Van der Does deed dit ook en stond een andere bekende Leidenaar van toen toe om in dat boekje te schrijven. Dat was Jan van Hout (1542–1609), de stadssecretaris van Leiden. Het is die bijdrage die interessant is en voer is voor discussies. In dit geval is de bijdrage niet alleen relevant voor Leidens Ontzet. De bijdrage is ook relevant voor de discussie over de Prinsenvlag en het gebruik ervan. Dan is het de vraag: Hebben we hier te make met de oudste tekening van een Prinsenvlag?

Waar gaat het dan om in dit geval? Voor de duidelijkheid, de Prinsenvlag bestond/bestaat uit de kleuren oranje, wit en lichtblauw. In het boekwerk is de vlag aan de linkerkant zichtbaar en dat is de Prinsenvlag.

De Prinsenvlag in het boek van Jan van der Does.
De Prinsenvlag in het boek van Jan van der Does.
Het tweede detail in het boek van Jan van der Does.
Het tweede detail in het boek van Jan van der Does.
Het derde detail in het boek van Jan van der Does.
Het derde detail in het boek van Jan van der Does.

Verbod op de Prinsenvlag

Let op de tweede afbeelding en derde afbeelding als vergelijkingsmateriaal voor de kleuren rood. Deze wijken af van de kleur in de vlag. Waarover geen onduidelijkheid hoeft te bestaan is het verbod op de Prinsenvlag. In 1652 volgde een verbod op de Prinsenvlag. De kleur voor de bovenste baan werd daarna weer gewoon rood in plaats van oranje. Pas na 1813 kreeg Nederland een vlag die redelijk overeen zou komen met de moderne vlag. Die vlag werd na de Tweede Wereldoorlog vastgesteld en bestaat uit: helder vermiljoen, wit en kobaltblauw.

Het Eerste Leidse Beleg

Alva was niet onder de indruk

Voor de Opstandelingen was het een groot succes, de inname van Den Briel. Iemand anders was er minder van onder de indruk. Dat was de Spaanse landvoogd Fernando Álvarez de Toledo, beter bekend als Alva (1507 – 1582).
Fernando Alvarez de Toledo Alva.
Fernando Alvarez de Toledo (Alva). Een schilderij van Willem Key (1516 - 1568). Bron: Rijksmuseum.
Alva had hele andere dingen aan zijn hoofd. Hoe kon hij ervoor zorgen dat hij de opstandige gebieden weer onder controle kreeg, zoals hij als opdracht gekregen had van Filips II? Dat lukte aardig in alle gebieden behalve Holland en Zeeland.
Een kaart van het Beleg van Leiden, 1573 - 1574.
Het nadeel is dat er geen aparte kaarten zijn van het eerste of het tweede beleg. De kaarten van het Beleg van Leiden hebben allemaal betrekking op de periode tussen 1573 en 1574. Deze ets is gemaakt door Jan Stemmers omstreeks of na 1717. op basis van een kaart van Jan Jansz Bilhamer. De ets is onderdeel van de collectie van het Rijksmuseum sinds 1816.
Bron: Rijksmuseum.

Eerste gereformeerde kerkdienst in de Vrouwekerk

Na de eed van trouw aan de Prins van Oranje, volgde een korte en hevige beeldenstorm in de stad Leiden. Dat gebeurde nadat enkele Geuzenlegers de stad binnen trokken in 1572. Daarna werd op 20 juli de eerste gereformeerde kerkdienst gehouden in de Vrouwekerk. De stad Leiden had gekozen voor de kant van de Opstandelingen.

De Vrouwekerk in Leiden.
De (Onze Lieve) Vrouwekerk in 1579, getekend door Jacobus Stellingewerff. Afkomstig uit de collectie van Erfgoed Leiden. Onder de tekening is de tekst zichtbaar "nu de Walekerk 1721." De kerk werd na de Reformatie de Vrouwekerk genoemd. Daarna werd de kerk toegewezen aan de vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk en zij namen de kerk in gebruik als Waalse Kerk. Later zou een groot deel van deze gemeente emigreren naar de latere Verenigde Staten. Dit waren de beroemde Pelgrim Fathers. Nadat veel van deze Pelgrim Fathers vetrokken waren, verviel de kerk en er werden vanaf 1808 geen diensten meer gehouden. In 1837 werd het gebouw verkocht en een groot deel werd gesloopt. Op het Vrouwekerkhof zijn nu alleen nog maar de resten van de voormalige kerk zichtbaar.

De Glippers nemen de wijk

Direct na deze gebeurtenissen namen de eerste katholieke inwoners, de zogenaamde Glippers de wijk. Ze ontvluchten de stad uit vrees voor geweld. Een aantal van deze Glippers keerde later terug. Er deden geruchten de ronde dat anders hun bezittingen geconfisqueerd werden. Dat bleken overigens geen geruchten. In waarschijnlijk tachtig, misschien zelfs meer gevallen, is dit uiteindelijk gedaan van personen die niet meer terugkeerden naar Leiden. Alva stond dit alles niet toe en gaf de opdracht aan generaal Francisco de Valdez (1511 – 1580) om de stad, die onder bestuur stond van eerste burgemeester Pieter Adriaansz van der Werff (1529 – 1604), weer onder controle te krijgen. Dat was de aanzet tot het eerste beleg waarmee de stad te maken kreeg.
Een ingekleurde versie van de stadskaart van G. Braun en F. Hogenberg.
Een ingekleurde versie van de beroemde stadskaart uit G. Braun en F. Hogenberg, Civitatis Orbis terrarum Coloniae, 1572-1618. Bron: Erfgoed Leiden en Omstreken.

Voorzorgsmaatregelen

Het stadsbestuur hield rekening met de komst van de Spaanse troepen. Voorzorgsmaaregelen waren daarom gewenst. Zo besloot men dat de boomgaard bij het voormalige klooster St. Hieronymusdal bij de Rijnsburgerpoort weg moest. Het kappen van de boomgaard voorkwam dat de Spaanse troepen er gebruik van konden maken. Huizen en schuren buiten de stadspoorten moesten verder ook verdwijnen. Zelfs tot in de verre omtrek moesten gebouwen verdwijnen. Noem het een soort razernij, om er zeker van te zijn dat de andere partij er niets aan zou hebben. Dat was de gedachte erachter. Tot op verre afstand van de stad moest bebouwing wijken. Denk dan aan de abdij van Leeuwenhorst (Noordwijkerhout) en de abdij van Loosduinen (Den Haag). Overigens, dat deden niet alleen de inwoners van Leiden. Ook de Spanjaarden maakten zich hier schuldig aan.
Het voormalige klooster St. Hieronymusdal of Lopsen.
Het voormalige klooster St. Hieronymusdal of Lopsen. Dit klooster bevond zich waar momenteel de de Beestenmarkt te vinden is. De kopergravure is gemaakt door C. Brouwer in 1783 en is onderdeel van de collectie van Erfgoed Leiden en Omstreken.
Caerte van de Lopsen boomgaerden genaemdt de Vrouwenboomgaert ende die Binnen Boemgaert
Een litho afkomstig uit de collectie van Erfgoed Leiden en Omstreken waarop de boomgaarden van de Lopsen te zien zijn (onder andere). De volledige beschrijving gegeven destijds: "Caerte van de Lopsen boomgaerden genaemdt de Vrouwenboomgaert ende die Binnen boemgaert." De litho toont de resten van het voormalige klooster en een gedeelte van de stad (tussen de Oude Vest en de Boommarkt) in de situatie zoals deze was omstreeks 1573. De basis voor de litho van T. Hooiberg was een tekening van Salomon Davidsz van Dulmenhorst die nog moest verschijnen. Het 'Caertbouc' zou pas in 1590 verschijnen.
De Abdije van Leeuwenhorst
De Abdije van Leeuwenhorst. Een ets gemaakt door Abraham Rademaker in 1560, nadat de abdij verwoest was door de Spanjaarden. Bron: Erfgoed Leiden en Omstreken.

Standaardmolens en verouderde verdedigingswerken

Alle bebouwing buiten de stadsmuren werd afgebroken. De standaardmolens bleven zo lang mogelijk staan, omdat die van groot belang waren. De houten molens kon men snel afbreken, om ze op een andere plaats op te bouwen. Binnen de stadsmuren. Dat vergde alleen wel tijd. Daarom liet men deze molens zo lang als mogelijk staan. Een andere bron van zorgen waren de Leidse verdedigingswerken. Wanneer de belegering van de stad bijvoorbeeld aan het einde van de Middeleeuwen plaats had gevonden, dan was het probleem minder groot geweest. Het grootste deel van de verdedigingswerken stamde nog uit die tijd. Daarmee waren de rechte muren en halfronde torens geen partij voor kanonnen. Het stadsbestuur gaf daarom opdracht tot de aanleg van een viertal schansen rond de stad. Deze bevonden zich aan de Poelburg, bij Ter Wadding, op de Steenweg en bij Lammen.
Gedeelte van de verdedigingswerken op de stadskaart.
Een gedeelte van de verdedigingswerken van de stad bij de Koepoort (de huidige Doezastraat), met op de voorgrond De Vliet. Zichtbaar is de toren Oisterijck of Oostenrijk (vermeld als Oostenrijck). Dit is de enige nog overgebleven waltoren van de Leidse verdedigingswerken die bewaard is gebleven nadat de verdedigingswerken in 1871 gesloopt werden. Toen werden maar liefst 32 andere torens gesloopt. De toren bevindt zich aan de Jan van Houtkade en is een verwijzing naar de landsheer van de Nederlanden, Maximiliaan van Oostenrijk (1459 - 1519). De niet meer bestaande toren Bourgondien was een verwijzing naar Maria van Bourgondië (1457 - 1482).
De verdedigingswerken van Leiden omstreeks 1574.
De verdedigingswerken van Leiden omstreeks 1574. Bron: Erfgoed Leiden en Omstreken.
Een stadsplattegrond van de stad Leiden uit 1549.
Een stadsplattegrond van de stad Leiden uit 1549, die te vinden is via de website van Erfgoed Leiden en Omstreken. Het gaat hier om een stadsplattegrond die moest dienen voor een grotere kaart van Holland.

De laatst overgebleven toren

Waltoren Oostenrijk
Waltoren Oostenrijk met op de achtergrond de verdwenen molen de Oranjeboom.
Bron: Erfgoed Leiden.

De muurtoren Oostenrijk (ook wel aangeduid als Waltoren Oisterijck), gelegen aan de Jan van Houtkade, is de laatste toren die nog over is van de Leidse verdedigingswerken. De toren stamt uit de vijftiende eeuw en is vernoemd naar de toenmalige landsheer van de Nederlanden, Maximiliaan van Oostenrijk (1459 – 1519). Even verderop liggen de resten van een andere toren, Bourgondië. Deze toren was vernoemd naar Maria van Bourgondië (1457 – 1482). De foto’s zijn afkomstig uit het archief van Erfgoed Leiden en Omstreken. Waar nodig zijn kentekens van de foto’s onleesbaar gemaakt.

Waltoren Oostenrjk
Waltoren Oostenrijk in 1985.
Bron: Erfgoed Leiden.
De bouwtekeningen van Waltoren Oostenrijk.
De bouwtekeningen van Waltoren Oostenrijk.
Bron: Erfgoed Leiden.
Waltoren Oostenrijk i 1962.
Waltoren Oostenrijk in 1962.
Bron: Erfgoed Leiden.

30 oktober 1573: het begin van het beleg

Het stadsbestuur van Leiden stond onder leiding van een viertal burgemeesters: Cornelis van Noorden, Cornelis van Zwieten, Jan Halfleiden en Pieter Adriaansz van der Werff. Van allemaal was Van der Werff misschien wel de meest fanatieke bestuurder. Hij was erop gebrand om tegenstand te blijven bieden tegen het leger van Valdez. In ieder geval zolang de situatie er gunstig uitzag. Zelfs toen dit leger van Valdez op weg naar Leiden het ene succes na het andere boekte. Dat succes was hard nodig, na het verliezen die men voortdurend moest incasseren tijdens het Beleg van Alkmaar. Daar zou het beleg uiteindelijk op 8 oktober eindigen in een debacle. De Spanjaarden zouden zich terug moeten trekken uit de modder, nadat de dijken waren doorgestoken.
Pieter Adriaansz van der Werff
Pieter Adriaansz van der Werff. Bron: Erfgoed Leiden en Omstreken.
Don Francisco de Valdez
Don Francisco de Valdez.
Bron: Erfgoed Leiden en Omstreken.
De opmars naar Leiden verliep eigenlijk best gunstig. Met hulp van Julian Romero (1518 – 1577) kon men naar het Rijnland trekken. Wassenaar, ‘s-Gravezande en vervolgens Maassluis, waar Marnix van Sint Aldegonde (1540 – 1598) en een onvoltooid fort tot de oorlogsbuit behoorden. Vlaardingen volgde en daarna Den Haag. Die stad viel eigenlijk vrij gemakkelijk in Spaanse handen. De inname van Delft bleek onmogelijk, waarna op 30 oktober 1573 het eerste beleg van Leiden begon.

Oprichting Spaanse schansen

Het oprichten van eigen schansen werd noodzakelijk bevonden door het leger van Valdez. Dan had men voldoende uitzicht op de stad. Dit gebeurde door de omliggende dorpen om te vormen tot schansen. Denk hierbij aan de dorpen Leiderdorp, Zoeterwoude, Leidschendam en Voorschoten. Voor zover dit al niet was gedaan door de inwoners van Leiden, gaf Valdez de opdracht tot het afbreken van alles aan bebouwing dat onbruikbaar was. Leiden was vanaf dat moment belegerd, behalve vanaf de zuidelijke kant van de stad. Alleen was dat wel een bijna onmogelijke route via het water (de route Gouda-Delft). Onmogelijk of niet, via deze route kon men wel berichten versturen en ontvangen.

Voldoende graan, dankzij de val van Haarlem

In de stad zelf had men niet te klagen over voedsel. De voorraden waren goed gevuld en dat was mede te danken aan het Beleg van Haarlem. Er was voldoende graanvoorraad aanwezig, omdat men verwachtte dat de stad in Noord-Holland stand zou houden. Dat bleek een misvatting te zijn. De stad viel in Spaanse handen en hierdoor had men een overschot aan graan. Dit zou van pas komen tijdens het eerste beleg van de stad. In de eerste vijf maanden van het beleg was er daarom geen tekort aan voedsel. Pas na januari begon er een tekort te ontstaan, geleidelijk aan. Speciaal daarom verschenen vlak onder de stadswallen kooltuinen. Hier zou later, tijdens de tweede belegering vooral gebruik van gemaakt worden.
In maart 1574 was het mogelijk voor burgers met een speciaal paspoort om de stad te verlaten.

Uithongeren

De tactiek bij de belegering van de stad werd anders dan die van Alkmaar en Haarlem. In plaats van gerichte aanvallen, kozen de Spanjaarden ervoor om de stad uit te hongeren. Daarvoor waren twee redenen te bedenken. In de eerste plaats had men tijdens de belegering van de twee andere steden gezien dat dit leidde tot grote verliezen. Daarnaast had men de middelen niet. Zo beschikte het leger niet over zware kanonnen. Wat hierbij al helemaal niet hielp was dat Alva in december 1573 ontheven werd uit zijn commando na een periode van zes jaar. Luis de Zúñiga y Requesens, beter bekend als Don Luis de Requesens (1528 – 1576), zijn opvolger, zou een gematigder beleid moeten voeren.
Later zou blijken dat in de praktijk daar uiteindelijk niets van terecht zou komen in de uiteindelijke beslissende fase van het Beleg van Leiden. Op dat moment, dus aan het begin van het Beleg was daarvan alleen nog geen sprake.

Einde van het eerste beleg: de Slag op de Mookerheide

De belegering van de stad begon een tol te eisen, want de voorraden begonnen te slinken. Toch kwam er op een onverwacht moment een einde aan het eerste beleg van de stad. Ontwikkelingen op de Mookerheide hadden daar alles mee te maken.
De Slag op de Mookerheide.
De Slag op de Mookerheide (14 april 1574). De ets is waarschijnlijk vervaardigd door Frans Hogenberg, tussen 1613 en 1615. Bron: Wikimedia Commons. Het origineel maakt deel uit van de collectie van het Rijksmuseum.
In het oosten dreigde het leger onder leiding van Lodewijk van Nassau (1538 – 1574) en Hendrik van Nassau (1550 – 1574), twee jongere broers van de prins, terreinwinst te boeken en daarmee dreigde de stad Maastricht te vallen. Valdez brak het beleg van Leiden op, om zo de troepen op de Mookerheide onder leiding van Sancho d’Avila (1423 – 1583) en Bernardino de Mendoza (1541 – 1604) te ondersteunen.

Muiterij

De veldslag vond plaats op 14 april 1574 en de winst ging de Spaanse troepen. Zowel Lodewijk als Hendrik kwamen om het leven. De inzet van de troepen van Valdez was eigenlijk helemaal niet nodig geweest en het was misschien wel een ongunstige zet geweest van hem. Zijn manschappen eisten, geheel onterecht overigens, een deel van de overwinning op. Ze hadden geen deelgenomen aan de strijd. Uitbetalen was niet mogelijk, waardoor ze begonnen te muiten. Het vergde veel moeite om deze muiterij de kop in te drukken. Zodra de muiterij voorbij was, lag de focus weer op Leiden.

Domme fouten

In Leiden maakte men ondertussen een aantal domme fouten. Men besloot de voedselvoorraden niet extra bij te vullen. Ook ontsloeg men de Waalse soldaten die in de stad verbleven. Wel versterkte men enkele schansen voor het geval dat de Spanjaarden misschien toch zouden terugkeren. Inmiddels was de militaire top vervangen. Dirk van Bronkhorst (geboortedatum onbekend – 6 september 1574) werd de nieuwe militaire gouverneur van de stad. Men had de keuze om een groep Engelse soldaten toe te laten tot de stad, maar weigerde dit uit angst voor ongeregeldheden.
Gezicht op Leiden met de weilanden.
Gezicht op Leiden met de weilanden. De prent is vervaardigd tussen 1600 en 1699. Op het moment van het Beleg van Leiden kon men geen beroep doen op de weilanden buiten de stad, waar het vee kon grazen. Bron: Rijksmuseum.
Valdez begreep als geen ander dat men in Leiden geen hulp hoefde te verwachten uit Amsterdam als het ging om het leveren van graag. Amsterdam was nog wel trouw aan Filips II. Om ervoor zorgen dat er geen andere route voor graan beschikbaar zou zijn, besloot Valdez de aanvalsroute via het Groene Hart zou moeten verlopen. De stad Leiden was dus nog niet af van het Spaanse leger.
Gezicht op Zoeterwoude en de Lammenschans.
Deze tekening werd gemaakt door Leonaert Bramer tussen 1606 en 1674 en toont het dorp Zoeterwoude(-Dorp) en de Lammenschans op de voorgrond. Aan de rechterkant is ook nog de bebouwing te zien, in de verte van Voorschoten. De verhoudingen kloppen niet helemaal, net zoals he t landschap. Het lijkt alsof er sprake is van een glooiend landschap. Let op de twee postduiven. Deze speelden een belangrijke rol tijdens het Beleg van Leiden, want zo kon men boodschappen versturen en ontvangen. De tekening werd in 1908 aangekocht door het Rijksmuseum.

Deel dit bericht

Meer
artikelen

Ga naar de inhoud