Ooit was er geen Reglement van Orde in het Nederlands parlement. Dat was eigenlijk een tijd waarin best veel was toegestaan. Men vond een reglement niet nodig. Met de Algemene Politieke Beschouwingen, die daags na Prinsjesdag plaatsvinden, is het goed om eens te kijken waarom dat Reglement van Orde er is gekomen. Dat is eigenlijk te wijten aan twee gebeurtenissen, waarbij sabels een belangrijke rol speelden.
Wat is het Reglement van Orde?
Ook de Eerste Kamer kent een RvO.
Orde. Daar gaat het dus om. Denk je aan orde, dan denk je aan rust. Aan omgangsvormen en aan manieren om dit te waarborgen. Wat daar in ieder geval niet onder valt is de manier waarop men niet met elkaar om zou moeten gaan. In Nederland kennen we eigenlijk nog niet zo lang een volwaardige democratie. Algemeen stemrecht is er pas sinds 1917. Daarvoor was het stemrecht alleen voorbehouden aan mannen. Bedenk dat een RvO er eigenlijk ook nog niet echt lang is. Pas sinds de negentiende eeuw. De introductie zag men eigenlijk helemaal niet zitten.
Rost van Tonningen
Gaat het om orde of juist toestanden die niet voldoen daaraan, dan gaat het om een moment waarop het misging in de Tweede Kamer. Dat was op 1 maart 1939 en dat voorbeeld komt regelmatig voorbij. Het gaat dan om een handgemeen tussen Meinoud Rost van Tonningen (19 februari 1894 – 6 juni 1945)(NSB) en Henricus Ruyter (14 mei 1893 – 12 juni 1946)(Roomsch-Katholieke Staatspartij, RKSP). Ruyter beschuldigde Van Tonningen va landverraad, wat achteraf ook eigenlijk bleek te kloppen. Naast deze twee politici, waren ook andere leden van de NSB en leden van de RKSP betrokken. Het was Van Tonningen die besloot over te gaan tot geweld.
Dit handgemeen was natuurlijk bijzonder heftig en zoiets was nooit voorgekomen in het Nederlandse parlement. De gebeurtenissen worden prima uitgelegd via de website Parlement.com. Die zaak krijgt best veel aandacht. Er zijn twee zaken die veel minder aandacht krijgen en waarbij politici elkaar uitdaagden voor duels. In de geschiedenis is dit twee keer voorgekomen, al gaat de aandacht vooral uit naar de eerste keer.
Het is nauwelijks voor te stellen dat een discussie in het parlement kon uitmonden in een duel met sabels. Althans, tot een poging daartoe dan. Dat was de bedoeling van Kamerlid Edmond Willem van Dam van Isselt (20 februari 1796 – 9 februari 1860). Hij daagde minister Floris Adriaan van Hall (15 mei 1791 – 29 maart 1866) van Justitie in 1846 uit.
Aanleiding
De reden voor dit alles had veel te maken met de standpunten van het Kamerlid Van Dam van Isselt. Hij gold als een fel tegenstander van Willem II en tegenstander van de katholieken (anti-papist). In 1840 koos hij de kant van Thorbecke tegen een voorgestelde beperking van de Grondwetherziening zoals die voorgesteld werd door koning Willem II en werd hij een van de Voorstel der Negenmannen. Naast hem bestond deze groep uit Johan Rudolph Thorbecke, Schelto van Heemstra, Jacobus Mattheüs de Kempenaer, Sebastiaan Hendrik Anemaet, Lodewijk Caspar Luzac, Jacob Hendrik van Rechteren van Appeltern, Lambertus Dominicus Storm en Berend Wichers. Veel zin had het verzet niet, want het leidde niet tot een verandering. Die kwam pas later op gang. Mogelijk kwam dit alles wel eerder op gang. De nieuwe Nederlandse Grondwet werd op 3 november 1848 gepresenteerd.
Van Hall behoorde niet tot deze groep. Hij koos er juist voor om de banden aan te halen met de katholieke kerk, via het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, in opdracht van Willem III in 1853. Dat was overigens ná dit incident. In 1840 was hij als minister verantwoordelijk voor een serie maatregelen die de broekriem moesten aanhalen. Er moest bezuinigd worden en dat leverde aanvaringen op met het parlement. Er moesten schulden afgelost worden en tegelijkertijd moesten er keuzes gemaakt worden over het aangaan van nieuwe leningen. Daarin vond hij onder andere Van Dam van Isselt tegenover zich.
Bezuinigingen
Wat niet hielp was de beslissing om vanaf 1845 te bezuinigen op de soldij van de ridders van de Militaire Willems-Orde. Van Dam van Isselt had een militaire achtergrond, want hij had als jonge officier gevochten tijdens de Slag bij Waterloo (18 juni 1815). Hij voerde toen het commando over het Korps vrijwillige jagers van Van Dam. Voor zijn verdiensten voor het Nederlandse leger kreeg hij de militaire Willems-Orde uitgereikt.
Een jaar later ging het mis tijdens een debat in de Kamer, waarin Van Dam van Isselt tekeer ging tegen Van Hall. Op zijn beurt beschouwde hij dit als laster. Hierop greep de voorzitter van de Tweede Kamer in met het verzoek om de tirade te stoppen. Dit was niet voldoende. Van Dam van Isselt liet het niet zitten bij deze beschuldigingen en aan het einde van de dag daagde hij de minister uit voor een duel met sabel. Dit verzoek werd, zoals gebruikelijk was, gedaan via een assistent. Om erger te voorkomen besloten de assistenten in te grijpen. De minister zou een verklaring naar de Kamer sturen wanneer hij iemand had beledigd. Wel werd het noodzakelijk, zo vond men, dat de procedures aangepast moesten worden. Het Reglement van Orde moest aangenomen worden. Dit voorstel zorgde ervoor dat de voorzitter meer macht moest krijgen, wanneer een van de sprekers over een grens zou gaan als het om beledigingen ging. Dit ging goed tot aan 1854.
1854
In 1854 liep het opnieuw uit de hand en nu speelde weer een minister een rol. Alleen was het juist de minister die de actieve rol speelde tijdens het conflict. Die rol werd vervuld door de minister van Oorlog1, Hendrik Forstner van Dambenoy (15 augustus 1792 – 23 maart 1870), die daarbij een rol speelde. De andere betrokkene was Jacob Pieter Pompejus van Zuylen van Nijevelt (29 juni 1816 – 4 november 1890). Het conflict had een veel minder persoonlijke reden dan de vorige keer dat er een poging gedaan werd om een duel uit te vechten. Dit keer was het een beschuldiging van hoogverraad door Forstner van Dambenoy aan het adres van Van Zuylen van Nijevelt. Die laatste werd door de oud-militair van hoogverraad beschuldigd vanwege de vraag of de koning nog wel in staat was om gezag uit te oefenen over het leger. Het duel werd overigens nooit uitgevochten, want de minister zag uiteindelijk in dat een parlementslid toch wel bepaalde rechten heeft om vragen te mogen stellen. Dit is niet (altijd) gelijk aan hoogverraad.
Baudet
Meer informatie
- Parlement.com: Mr. F.A. baron van Hall
- Parlement.com: Handgemeen in de Tweede Kamer - Rost van Tonningen en de zaak-Oss (1939)
- Parlement.com: H. Ruyter
- Parlement.com: Mr. M.M. Rost van Tonningen
- DBNL: Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, deel 7 - Hall, Floris Adriaan baron van
- DBNL: De Gids. Jaargang 63 (1899) - Mr. F.A. van Hall als minister. Mededeelingen en herinneringen.II.
- DBNL: De Gids. Jaargang 128 (1965) - E. van Raalte - Constitutionele en vorstelijke perikelen
- NOS - 27-03-2024: Baudet dreigt Klaver 'op bek te slaan', Kamervoorzitter wil uitleg FvD'er
- NOS - 28-03-2024: Bosma: Baudet heeft spijt van uitspraken tegen Klaver