Gouden Eeuw
Ik kan nog wel even doorgaan met de hoogtepunten te beschrijven uit de rijke geschiedenis van dit kikkerlandje. Maar het gaat om de Gouden Eeuw. Strikt genomen was het geen eeuw. Een eeuw, mocht je het niet weten, is een periode van honderd jaar. De geschiedkundigen verschillen van mening of deze periode nu begon in 1602 (het oprichtingsjaar van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)) of 1609 (het jaar waarin het Twaalfjarige Bestand in zou gaan). In ieder geval was het een periode waarin de economie floreerde. Overigens tot aan 1621. Toen was er een periode van economische neergang in sommige delen van het land – veroorzaakt door de Dertigjarige Oorlog (1618 – 1648). Na 1648 groeide de economie weer en dat bleef zo tot aan 1672. Dit jaar kennen we ook wel als het Rampjaar 1672. Je weet wel, dat jaar van “Het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos.” Oftewel: De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen van Münster en Keulen. Maar goed, dat is weer voer voor een heel ander blog. Het gaat nu over de periode die we voor het gemak dus maar even beschouwen als een eeuw, terwijl het eigenlijk geen honderdjarige periode betrof. Een kniesoor die daarom maalt overigens.
Weelde en rijkdom. Dat straalt af van de talloze schilderijen die we kunnen terugvinden in musea. Niet alleen musea in Nederland. In de rest van de wereld is men nogal verzot op de schilderkunst uit de zeventiende eeuw.
Waarom?
Waarom een Gouden Eeuw? In de eerste plaats vanwege de economische groei. Nu moet je overigens niet denken dat het goud op straat te vinden was. Het was een selecte groep van Nederlanders die hiervan wist te profiteren. Je weet wel, dat zijn die mensen op de schilderijen. Zij vonden zich belangrijk genoeg om te laten portretteren. Of ze werden als belangrijk gezien. Het overgrote deel van de bevolking had een broertje dood aan alles wat gezien werd als vooruitgang. Zij moesten onder soms erbarmelijke omstandigheden hun dagen slijten. Maar da’s natuurlijk niet leuk om te lezen. Da’s niet zo sexy.
Nieuwkomers
We gaan verder met de andere redenen waarom we deze periode de Gouden Eeuw noemen. Ons land verwelkomde nieuwkomers. Deze immigranten hadden goede redenen om naar de Republiek te komen. Hier was niet alleen de welvaart. Er was ook vrijheid om je eigen godsdienst te belijden. De inwoners van de Republiek spraken over de ware vryheit. Een rekbaar begrip overigens. Want was je katholiek dan mocht je na het uitbreken van de Beeldenstorm niet meer een eigen kerkgebouw bezitten dat opviel. De bestaande katholieke kerken waren in de meeste gevallen ontdaan van alles dat Roomsch was. Ze werden nu gebruikt als godshuizen voor de protestanten. Detail-detail. Dat er tijdens de Synode van Dordrecht (13-11-1618 – 29-05-1619) besloten werd dat de remonstranten niet meer openlijk hun religie mochten belijden en daarmee buitenspel werden gezet, ach.
Was je trouwens joods, dan had je pas echt een probleem. Wilde je een beroep uitoefenen, dan moest je in de meeste gevallen lid zijn van een gilde. Voor joden was het verboden om lid te worden van een gilde. Werd je als jongen of meisje verliefd op iemand die lid was van een andere religie, dan kon je fluiten naar een eventueel huwelijk. Dat was namelijk verboden.
Wetenschap
Goed, we gaan door met de wetenschap. De verwevenheid tussen wetenschap en politiek was overigens in sommige gevallen erg nauw. Zo was Johan de Witt niet alleen wiskundige. Hij was ook een van de landsbestuurders. Dan was er nog ene Baruch Spinoza, maar dat is een ander verhaal. Deze filosoof, wiskundige en politiek denken zorgde voor een excommunicatie uit de joodse gemeenschap vanwege de manier waarop hij dacht. Maar ja, onder de niet-joden had deze voormalige jood ook niet altijd vrienden. Zo beweerde sommigen dat hij homoseksueel was. Iets dat strafbaar was overigens in het tolerante Nederland.
Ik dwaal af. Wetenschap. Daarover ging het. Over de ontwikkeling van het denken. Over de uitvindingen. Over de manier waarop men de wereld bezag misschien ook wel. En laat dat nu net een van de pijnpunten zijn. De manier waarop men al snel wist waar men wat moest halen en wat men daarvoor over moest hebben. Ik doel niet alleen maar op de slavenhandel. Ik heb het dan ook over de manier waarop men in Oost-Indië handel bedreef. Wilden de boeren aldaar niet meewerken aan het plan om te planten wat de Nederlanders wilden, dan was er altijd nog een manier om hen te dwingen: met behulp van geweld.
Opium
Maar er was nog een aantrekkelijk gebied voor de Nederlanders in het oosten: Bengalen. Dit is een regio in het noordwesten van India. Daar hadden de Portugezen eerst een handelskantoor. Later werd dat een Nederlands handelskantoor. Men wilde daar maar wat graag een handelspost hebben, want dit bracht rijkdom uit zijde, salpeter, suiker en… opium. Die laatste optie was echt een booming business. De drug zou zo populair worden binnen de VOC dat men deze ook gebruikte als betaalmiddel. Een van de bekendste voorbeelden is dat van de handel door Joannes van der Straaten. Hij werd door de VOC zelf aangesteld om iets te doen aan de handel in opium. Per maand zou hij 100 gulden hiervoor krijgen. In zeven jaar tijd zou hij 175.000 gulden naar Nederland overmaken. Drie keer raden waar hij dit fortuin mee verdiende.
Het probleem met de VOC was dat men iets zei, terwijl men iets anders deed. Neem nu de manier waarop men tegen opium aankeek. Het was verboden, toch werd er weinig gedaan om de handel te bestrijden. Althans, de onderhandse handel. De handel die niet gecontroleerd werd door de VOC zelf. Van der Straaten wist zich dus schathemeltjerijk te maken doordat er niet gecontroleerd werd. Of liever: de controleur was eigenlijk de fraudeur. Daar had men in Nederland best wat aan kunnen doen, maar dat deed men niet. Nou ja…
Van der Straaten had eigenlijk een opdracht. Een einde te maken aan de onderhandse handel in opium. Dat lukte niet en daardoor liep de VOC veel geld mis. Met andere woorden: de VOC wist van de handel en wilde hier zelf aan verdienen.
Tussenstapje: De Sociëteit tot den Handel in Amfioen
Misschien is het sommige ontgaan, omdat de naam van opium anders was. Een goed voorbeeld is de oprichting van De Sociëteit tot den Handel in Amfioen. Al werd deze opgericht in 1745, dus nádat de Gouden Eeuw ten einde was gekomen. Het was echter een formele voortzetting van iets dat al langere tijd gaande was: een levendige handel in opium.
Even een zijspoor dan naar de oprichting van De Sociëteit tot den Handel in Amfioen (waar amfioen of amphioen gewoon opium is), want het is wel belangrijk om te weten dat deze tot stand kwam door toedoen van Gustaaf Willem baron van Imhoff, de gouverneur-generaal van de VOC in Batavia. De hoogste bestuurder van de VOC in Oost-Indië. Deze Van Imhoff vond dat de VOC er meer aan moest doen om te handelen in ruwe opium. Maar waarom? Daarvoor kunnen we weer even ‘terug’ naar de Gouden Eeuw.
Het stijve Nederland dat aan het herstellen was van de Beeldenstorm was nu niet echt een toonbeeld van tolerantie als het om drugs ging. Niet zoals het vandaag de dag gaat met bijvoorbeeld softdrugs. Nu is opium natuurlijk geen softdrug. Dat maakt de stap van een Nederlandse onderneming, die een monopolie had op de overzeese handel tussen de Republiek en al het gebied tussen ruwweg Kaap de Goede Hoop en de Straat van Magellaan, des te merkwaardiger. Er was een hele goede reden voor de handel in opium: het verkocht goed en het kon prima als alternatief dienen voor goud en zilver, waar een tekort aan was.
Handel in opium
Lang voordat de Nederlanders ermee begonnen was er sprake van een handel in opium. Al snel kwam men er in de Republiek achter dat niemand echt zat te wachten op typisch Nederlandse producten. Het was eerder andersom. Men had waar die men in de Republiek maar wat graag wilde hebben. Daarvoor moest grif betaald worden. De specerijen kon je wel verplicht laten planten door boeren wiens eigen plantages je plat had gebrand op een of ander Indisch eiland, maar dat kostte wel erg veel moeite soms. Bovendien leverde dit andere problemen op: hongersnood onder de lokale bevolking en een mogelijke opstand. Dan was het “weg geld”, niet handig! Nee, het opium was een prima uitkomst.
Handelsgeest?
Zout
Elmina
Hoe goud?
Andere perioden
Eerlijkheid en openheid
Tegenstrijdigheden zijn nooit goed. Zeker niet wanneer het een verschil betreft van dag en nacht of van positief en negatief. Daarom zouden we er verstandig aan doen om de kritische noten niet onbelicht te laten. Ze niet weg te zetten als onzin of zelfs landverraad. Laten we beginnen met eerlijkheid en openheid. Wat bracht deze periode, wat was de rol van Republiek en wat was de tol die dit geëist heeft?
Welke Gouden Eeuw?
Het Rampjaar 1672 speelt volgens sommige historici een belangrijke rol, omdat de economie instortte. In deze periode brak de Hollandse Oorlog uit, waarbij de republiek aangevallen werd door Engeland, Frankrijk en de bisdommen van Keulen en Münster. Economisch herstel volgde pas na verloop van tijd.