Datum
- aug 17 2025
Tijd
- Gehele dag
Locatie
Organisator
Het Hunebed Centrum
Telefoon
+31599 236 374Website
https://www.hunebedcentrum.eu/en/De Nederlandse Dag van het Hunebed vindt jaarlijks plaats op de derde zondag in augustus. Deze dag is uniek in de wereld, want nergens anders kent men deze dag. Opvallend, want hunebedden zijn niet alleen op Nederlands grondgebied terug te vinden.
Herkomst
Een andere, veel gebruikte naam voor de bouwwerken zijn dolmen. Dat is de naam waar de bouwwerken vooral bekend zijn in het buitenland. De naam zoals die in Nederland gebruikt wordt is eigenlijk niet correct.
Geen verwijzing naar de Hunnen
Anders dan wordt gedacht is het geen verwijzing naar de Hunnen als volk Dat is logisch, want het woord hunebed wordt nu eenmaal geschreven met een N, terwijl de Hunnen met dubbel N vermeld wordt. Bovendien is het woord Hunnen een verwijzing naar de nomaden die afkomstig waren uit Centraal-Azië. Zij hebben helemaal niets te maken met de bouw van de hunebedden. Al was het alleen maar vanwege een veel latere periode in de geschiedenis. Pas vanaf de vijfde eeuw na christus trokken de Hunnen richting Europa. Toch is er wel een raakvlak met een volk dat van oorsprong niet te vinden zou zijn in het gebied. Daar was een reden voor. Dat had alles te maken met het werk van Johan Picardt (5 februari 1600 – 21 mei 1670). De Duits-Nederlandse predikant, medicus en historicus mag je beschouwen als een grondlegger van de (Nederlandse) archeologie.
Het probleem met Picardt, die overigens ook nog eens veenontginner was, schuilde erin dat hij een theorie lanceerde die eigenlijk nogal bleef “hangen.” Die bleef zo goed “hangen,” dat we de naam in Nederland nog steeds gebruiken. Vanwege de grootte van de stenen en de oudheid ervan, oordeelde Picardt dat dit het werk moest zijn geweest van niet “zomaar” mensen. Dit moesten wel hele bijzondere mensen geweest zijn. Dit waren de huynen. Dit waren de hunyen, giganten. Ze legden de bouwwerken aan voordat de Zondvloed plaatsvond. Die huynen (hunen dus) waren grouwsamen barbarische en wreede reusen. Uiteindelijk was het Titia Brongersma (1650 – 1700 (ca)), die de theorie “afmaakte,” want zij oordeelde dat de bouwsels dus hunebedden waren. Dit legde ze vast in haar dichtbundel De Bron-swaan of mengeldigten , uitgegeven in 1686.
Lof op 't hunebed, of de ongemene, opgestapelde steenhoop te Borger in Drente.
'k Sta als verbaasd deez' steenmijt aan te schouwen.
't Schijnt dat weleer het dappere Hunnenschap
Daar heeft gewild een denk-plaats op te bouwen
Om zo te streven op de eretrap.
Neen, 't is 't gestapel waar een drom van reuzen
Door wraak gehitst het godendom bestreed,
Doch die men zag tot mortel zelfs verkneuzen
Door 't bliksemvuur van Mulciber gesmeed.
Of 't zijn alleen getorste pyramijden,
Of tomben, want dit grove berggewas
Besluit in haar gewelfsel van voortijden
Nog, als bewijs, geheiligde offer-as.
Neen, 't is veeleer Natura's marmeren tempel,
Waarin zij wil dat men haar godheid eert,
En aan de voet haars negentallige drempels
Niets anders dan een lofgezang begeert.
Laat Thebe vrij nog pochen op haar muren,
Die schier in 't hoog bereikten 't wolkgespan,
Dit rotsgevaart zal langer kunnen duren.
Geen kracht, hoe groot, haar force kwetsen kan.
Kom nimfjes, en gij Drentse herderreien!
Bepronk met loof dit Borger steenpaleis!
Wil top en kruin met bloemen overspreien.
Schenk aan Natuur daarvan haar deel en eis.
Ik neurie dan met hese en schorre tonen
('t Zij wat het wil) tot roem der wondere grot
Een loflied en bereid de eiken kronen,
Waarmee 'k bepruik het grote keienslot.